logistiek 08-03-2021

1 / 71
next
Slide 1: Slide
LogistiekVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5

This lesson contains 71 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Welk begrip past bij:
"De voorraad die echt in het bedrijf aanwezig is"
A
De seizoensvoorraad
B
De Bulkvoorraad
C
De technische voorraad
D
De economische voorraad

Slide 40 - Quiz

Welk begrip past bij:
"De voorraad die je kunt verkopen"
A
De seizoensvoorraad
B
De technische voorraad
C
De bulkvoorraad
D
De economische voorraad

Slide 41 - Quiz

Welk begrip past bij:
"de voorraad die in grote hoeveelheden verpakt ligt meestal hoog in de stelling"
A
De seizoensvoorraad
B
De technische voorraad
C
De bulkvoorraad
D
De economische voorraad

Slide 42 - Quiz

Hoe heet het tellen van de voorraad?
A
Derving
B
Balansen
C
telbon

Slide 43 - Quiz

Hoe heet het tussen de andere werkzaamheden door de voorraad tellen als je even niks te doen hebt?
A
balansen
B
interval tellen
C
cyclecounting
D
scannen

Slide 44 - Quiz

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Welke stof is een grondstof?
A
Katoenplant
B
Spijkerbroek
C
Honing

Slide 49 - Quiz

Wat is een eindproduct?
A
spijkerbroek
B
aluminium
C
katoenplant

Slide 50 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een dienst?
A
Brood
B
een taxirit
C
een scooter

Slide 51 - Quiz

Welk beroep is in de dienstensector?
A
dokter
B
slager
C
bakker

Slide 52 - Quiz

De Makro is een voorbeeld van?
A
detailhandel
B
groothandel

Slide 53 - Quiz

Het in het buitenland kopen van goederen en dit naar Nederland halen is een voorbeeld van?
A
export
B
import
C
dienstensector

Slide 54 - Quiz

Een exportbedrijf verkoopt dingen aan?
A
Detailhandel
B
Groothandel
C
Andere landen

Slide 55 - Quiz

Hoe heet een schema van bedrijven waar een product langs komt tot het eindproduct?
A
Bedrijfskolom
B
Bedrijfsschema

Slide 56 - Quiz

Wie mag er naar de Makro?
A
iedereen
B
mensen met een bedrijf

Slide 57 - Quiz

De "Open 32" is een voorbeeld van
A
Detailhandel
B
Groothandel

Slide 58 - Quiz

Waarom zijn producten in andere landen soms goedkoper?
A
ze hebben daar lagere lonen
B
ze maken minder winst
C
beide antwoorden zijn goed

Slide 59 - Quiz

Een taxirit is een voorbeeld van
A
Een dienst
B
goederen

Slide 60 - Quiz

Hoe heet het verzamelen van grote hoeveelheden en het verspreiden van kleinere hoeveelheden?
A
sparen
B
distributieve functie
C
logistiek

Slide 61 - Quiz

Wat is logistiek?
A
Informatie geven
B
Goederen leveren
C
Regelen en plannen van goederen- en informatiestromen

Slide 62 - Quiz

Logistiek beheer

Waar worden vrachtgoederen opgeslagen
A
In de kantine
B
In het magazijn
C
In de winkel
D
Deze worden niet opgeslagen

Slide 63 - Quiz

Hoe heet de plek waar je een order neerzet als hij verzendklaar is?
A
De gang
B
De terminal
C
De uitzetruimte

Slide 64 - Quiz

Hoe noem je het gedeelte van de goederenverwerking dat buiten de groothandel plaatsvindt?
A
De expeditie
B
Interne goederenstroom
C
Externe goederenstroom

Slide 65 - Quiz

Hoe noem je alle handelingen die te maken hebben met een verzending?
A
Expeditie
B
Interne goederenstroom
C
Externe goederenstroom

Slide 66 - Quiz

Wat betekent dit beeldmerk?
A
Breekbaar
B
Topzwaar
C
geen zware dingen opzetten

Slide 67 - Quiz

Wat betekent dit plaatje?
A
Brandmelder
B
Branddeken
C
Brandblusser

Slide 68 - Quiz

Wat betekent dit plaatje?
A
los liggende stenen
B
Ontploffingsgevaar
C
Lawine gevaar

Slide 69 - Quiz

Wat betekent dit bordje?
A
geen High fives geven
B
Verboden voor onbevoegden
C
Niet aanraken

Slide 70 - Quiz

Wat betekent dit plaatje
A
Verboden te waggelen
B
Vlinderdas verplicht
C
Bevroren houden

Slide 71 - Quiz