De toets van volgende week gaat over
Lezen en
Woordenschat hoofdstuk 1 en 2. Wat moet je kennen van Woordenschat:
- vergelijking, metafoor, personificatie, metonymie;
- je herkent deze vormen van beeldspraak in een zin;
- je kunt ook zelf zinnen maken met figuurlijk taalgebruik.