If-Sentences

 Unit 6 1st + 2nd conditionals
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

 Unit 6 1st + 2nd conditionals

Slide 1 - Slide

The 0 Conditional
Als iets zeker weten gaat gebeuren (feiten)
If + present simple + present simple

Water freezes if you put it in the freezer
Phone 112 if you're in danger

Slide 2 - Slide

The First Conditional
  • Als iets waarschijnlijk gaat gebeuren, nu of in de toekomst
  • will + werkwoord ... if + present simple

  • If he gets the day off, we will go to London
  • We will be sad if Daniel leaves

Slide 3 - Slide

The Second Conditional
  • Als het niet waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst
  • if + past simple, would + werkwoord

  • If we got the day off, we would go to London.
  • We would all be sad if Daniel left

LET OP: In deze conditonal gebruik je bij 'be' altijd WERE
If I were you I would not help him

Slide 4 - Slide

Een zero conditional?
Een first conditional is een voorwaarde
Deze voorwaarde wordt gevormd door een if-sentence.

Oftewel: als aan deze voorwaarde wordt voldaan, dan zal dit gaan gebeuren. Een voorbeeld:

If you freeze water it turns into ice

Slide 5 - Slide

Hoe maak je een first conditional?
Een conditional bestaat uit twee delen:
1. de if-sentence
2. de hoofdzin

Hoe vorm je deze twee delen:
1. de if-sentence staat in de Present Simple.
2. in de hoofdzin wordt Present Simple gebruikt.

Slide 6 - Slide

Een first conditional?
Een first conditional is een voorwaarde
Deze voorwaarde wordt gevormd door een if-sentence.

Oftewel: als aan deze voorwaarde wordt voldaan, dan zal dit gaan gebeuren. Een voorbeeld:

If you never smoke, you will be healthier.

Slide 7 - Slide

Hoe maak je een first conditional?
Een conditional bestaat uit twee delen:
1. de if-sentence
2. de hoofdzin

Hoe vorm je deze twee delen:
1. de if-sentence staat in de Present Simple.
2. in de hoofdzin wordt will + hele ww gebruikt.

Slide 8 - Slide

If I go to bed earlier, I will not be so tired.

If you walk the dog more, it will not poop inside the house.

His parents will be really mad, if he doesn't eat his vegetables for dinner.

Slide 9 - Slide

Je ziet dus in de voorbeelden dat:

1. de if-sentence ook een ontkenning kan hebben in de Present Simple (don't / doesn't).
2. je de if-sentence en de hoofdzin ook kunt omdraaien.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Second Conditional

Slide 12 - Slide

Een second conditional?
Een second conditional is een voorwaarde die waarschijnlijk niet zal gebeuren in de toekomst. 
Deze voorwaarde wordt gevormd door een if-sentence.

Oftewel: als aan deze voorwaarde wordt voldaan, dan zal dit waarschijnlijk toch niet gaan gebeuren. Een voorbeeld:

If pigs could fly, I would commit myself to an insane asylum.

Slide 13 - Slide

Hoe maak je een second conditional?
Een conditional bestaat uit twee delen:
1. de if-sentence
2. de hoofdzin

Hoe vorm je deze twee delen:
1. de if-sentence staat in de Past Simple.
2. in de hoofdzin wordt would + hele ww gebruikt.

Slide 14 - Slide

If I knew the future, I would buy lots of bitcoin.

 I wouldn't do that, if I were you,. 

If I didn't have to work, I would come with you.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

0 conditional gebruik je bij...
A
Feiten, algemene informatie en waarheden
B
Mogelijke en waarschijnlijke situaties
C
Onmogelijke situatiesin het nu en onwaarschijnlijk in de toekomst
D
Situaties vonden niet plaats, zijn hypothetisch

Slide 17 - Quiz

2 conditional gebruik je bij...
A
Feiten, algemene informatie en waarheden
B
Mogelijke en waarschijnlijke situaties
C
Onmogelijke situatiesin het nu en onwaarschijnlijk in de toekomst
D
Situaties vonden niet plaats, zijn hypothetisch

Slide 18 - Quiz


Je maakt de first conditional met:
A
'if' + present simple + will/won't + hele werkwoord
B
'if' + past simple + would/wouldn't + hele werkwoord
C
'if' + present simple + past simple
D
'if' + past simple + present simple

Slide 19 - Quiz


Je maakt de second conditional met:
('onwaarschijnlijk')
A
'if' + present simple / will/won't + hele werkwoord
B
'if' + past simple / would/wouldn't + hele werkwoord
C
'if' + present simple / past simple
D
'if' + past simple / present simple

Slide 20 - Quiz

Which one is first conditional?
A
Even if I brush my teeth, I get cavities
B
Even if I brush my teeth, I will get cavities

Slide 21 - Quiz

Een conditional bestaat altijd uit ......
A
Een deel
B
Twee delen

Slide 22 - Quiz

Welke van deze zinnen is een 'zero conditional'?
A
Ice melts if you heat it.
B
If water reaches a 100 degrees, it boils.
C
If it rains, the grass gets wet.
D
All the answers are correct.

Slide 23 - Quiz

Choose the First Conditional
A
She'll miss the bus if she doesn't leave soon.
B
When water reaches 100 degrees, it boils.
C
If I met the Queen of England, I would say hello.
D
She would travel all over the world if she were rich.

Slide 24 - Quiz

Which conditional sentence is correct?
A
I would travel around the world if there hadn't been a pandemic.
B
If I inherit a billion dollars, I would travel to the moon.
C
When people smoke cigarettes, their health will suffer .
D
If you rest, you will feel better.

Slide 25 - Quiz

Second conditional
refers to ....
A
a future, real situation
B
un unreal, imaginary situation

Slide 26 - Quiz

The second conditional =
... + would
A
present simple
B
past simple

Slide 27 - Quiz

Conditionals:
zero conditionals refer to
A
general/true situations
B
possible (future) situations

Slide 28 - Quiz

Which conditional sentence is correct?
A
If you would have told me you needed a ride, I would have left earlier.
B
I would have left earlier, if you had told me you needed a ride.
C
If I had cleaned the house, I could go to the movies.
D
If I would own a zoo, I let people interact with the animals more.

Slide 29 - Quiz

De 'First Conditional' zijn zinnen met:
A
If
B
When
C
Then
D
But

Slide 30 - Quiz


Je maakt de second conditional met:
A
'if' + present simple / will/won't + hele werkwoord
B
'if' + past simple / would/wouldn't + hele werkwoord
C
'if' + present simple / past simple
D
'if' + past simple / present simple

Slide 31 - Quiz