§4.2

§4.2
Kosten
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

§4.2
Kosten

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Actualiteit
  • Huiswerk bespreken
  • Instructie hoofdstuk 4 
  • Aan de slag
  • Toets bespreken
  • Les afsluiten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link



Met hoeveel procent worden de Amerikaanse heffingen op 
Chinese producten verlaagt?

Slide 4 - Slide

Leerdoelen §4.1
  • Je kunt uitleggen wat het verband is tussen consumeren en produceren.
  • Je kunt uitleggen dat er waarde wordt toegevoegd aan een product door productiefactoren in te zetten.
  • Je kunt onderscheiden welke verschillende soorten bedrijven er zijn.
  • Je kunt uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan worden verhoogd en deze berekenen.

Slide 5 - Slide

Huiswerk
4 t/m 8 + 10 en 12  

Slide 6 - Slide

Leerdoelen §4.2
  • Je kunt uitleggen waarom produceren geld kost.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen constante en variabele kosten.
  • Je kunt verschillende soorten bedrijfskosten benoemen.
  • Je kunt afschrijvingskosten berekenen.

Slide 7 - Slide

Waarom kost produceren geld?

Slide 8 - Slide

Constante of variabele kosten
Constante kosten: 
  • Gelijk ongeacht het aantal verkochte producten.
Variabele kosten:
  • Kosten die afhankelijk zijn van de verkopen.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Maken opdracht 14 t/m 17 op blz. 110 t/m 112

Ben je klaar? Lees de leertekst goed door en werk rustig verder.
timer
15:00

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Bedrijfskosten
  • Loonkosten
  • Huisvestingskosten
  • Verkoopkosten (bijv. verzendkosten en reclamekosten)
  • Rentekosten

Slide 12 - Slide

Afschrijvingskosten

Slide 13 - Slide

Afschrijvingskosten

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Maken opdracht 14 t/m 17 + 20, 21,23 en 24 op blz. 110 t/m 115

Ben je klaar? Lees de leertekst goed door en werk rustig verder.
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Leerdoelen §4.2
  • Je kunt uitleggen waarom produceren geld kost.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen constante en variabele kosten.
  • Je kunt verschillende soorten bedrijfskosten benoemen.
  • Je kunt afschrijvingskosten berekenen.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide