This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Communiceren
Slide 1 - Slide
Doel
Je leert:
Wat communicatie is (communicatie model)
Je weet wat er bedoeld wordt met ruis
Slide 2 - Slide
Programma
Planner even bespreken....
Kort herhalen WAARNEMEN EN INTERPRETATIE
Factoren van invloed op waarnemen (communicatie)
Communicatieschema
Aan de slag met opdrachten
Slide 3 - Slide
Herhalen
WAARNEMEN EN INTERPRETATIE
Wat bedoelen we?
Slide 4 - Slide
Waarnemen
Onbewust
Niet doelgericht
Onsystematisch
Doorlopend proces
Observeren
Bewust
Doelgericht
Systematisch
Van persoon/gebeurtenis
Slide 5 - Slide
Voorkomen fouten in beoordeling waarneming
Bewust zijn van feit dat je waarneming subjectief is
Zelfkennis
Mensenkennis
Slide 6 - Slide
Factoren van invloed op waarneming
1. situatie
2. zender
3. ontvanger
4. relatie
5. inhoud
-> heeft alles te maken met communicatie (referentiekader)
Slide 7 - Slide
Referentiekader
Wat bedoelen we daar mee?
Slide 8 - Slide
Wat is communicatie?
Slide 9 - Slide
Wat is communicatie?
Communicatie is het uitwisselen van informatie tussen twee of meer personen.
Slide 10 - Slide
Boodschap
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Communicatie schema
Slide 13 - Slide
Communicatiestoornis
Communicatiestoornis = situatie waarbij de ontvanger niet reageert op de boodschap of anders reageert dan de zender verwacht. Dit noemen we ook wel ruis.
Slide 14 - Slide
Hoe ontstaat ruis?
Zender | De zender kan storing in de communicatie veroorzaken door:
onduidelijk te praten, bijvoorbeeld te zacht, mompelend of stotterend;
een verkeerde kant op te praten;
de boodschap onduidelijk onder woorden te brengen;
twee boodschappen tegelijk over te brengen. Hij zegt bijvoorbeeld dat hij vrolijk is, maar hij kijkt daarbij verdrietig. De ontvanger weet nu niet welke boodschap hij moet geloven: de verbale boodschap (vrolijk) of de non-verbale boodschap (verdrietig).
Ontvanger | De ontvanger kan een storing in de communicatie veroorzaken door:
de boodschap niet goed te kunnen horen;
de boodschap verkeerd te begrijpen;
te veel te letten op wat de zender zegt en niet op wat de zender non-verbaal uitzendt;
niet goed te luisteren: vaak pikt een luisteraar alleen datgene op wat hijzelf belangrijk vindt.
Slide 15 - Slide
Hoe ontstaat ruis?
Omgeving of hulpmiddel
Lawaaiige omgeving ervoor zorgen dat je iemand niet goed kunt verstaan. Vb. Je bent met iemand aan het bellen en je buurman is aan het boren.
Ook hulpmiddelen kunnen voor storing in de communicatie zorgen. Vb. Als je iemand op zijn mobiele telefoon belt, kan het voorkomen dat de verbinding wegvalt of kraakt.
Slide 16 - Slide
Referentiekader oefening
1. Een van beiden neemt een huis in gedachten.
2. De ander mag vijf vragen stellen om zich op basis van de antwoorden een beeld van het huis te vormen.
3. Vervolgens tekent de vragensteller het huis dat hij zich op basis van de antwoorden voorstelt.
4. Ook degene die het huis oorspronkelijk in het hoofd had, tekent het.
5. Daarna vergelijken jullie de getekende huizen.
timer
2:00
Slide 17 - Slide
LSD
Waar staat deze afkorting voor?
Slide 18 - Slide
Opdracht
Voer een gesprek van ongeveer vijf minuten met een medestudent.
Een student heeft de rol van spreker de ander van luisteraar (interviewer). Je vraagt door (LSD).