4H 3_1 Een indeling van stoffen

H3: STOFFEN EN REACTIES
Par. 3.1: Een indeling van stoffen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3: STOFFEN EN REACTIES
Par. 3.1: Een indeling van stoffen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

3.1 Een indeling van stoffen 
Leerdoelen:
  • Aan de hand van de formule stoffen kunnen onderverdelen in metalen, zouten en moleculaire stoffen 
  • De voorwaarden van stroomgeleiding kunnen benoemen.
  • Aan de hand van de formule stoffen kunnen voorspellen en op microniveau uitleggen welke stoffen in welke fasen stroomgeleiden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Met de formule onderverdelen 
V.b:         NO2                           FeCO3                               Mg
                Stikstofdioxide   Ijzer(II)carbonaat  Magnesium

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

3.1 Een indeling van stoffen
Geef voor elke stof aan tot welke groep ze behoren door ze naar de juiste plek te slepen.
Metaal
Zout
Moleculaire stof
Hg
C6H12O6
NaCl
NH3
CO2
Na2CO3
Al
Fe2O3

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

IJzer kan elektrische stroom geleiden. Welk soort deeltjes zorgt voor deze stroomgeleiding?
A
atomen
B
ionen
C
vrije ionen
D
vrije elektronen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Welke oplossing gaf de hoogste stroomgeleiding in het vorige filmpje?
A
Demiwater
B
Badzout
C
Gips
D
Marmer

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Pekelwater kan elektrische stroom geleiden. Welk soort deeltjes zorgt voor deze stroomgeleiding?
A
atomen
B
ionen
C
vrije ionen
D
vrije elektronen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Stroomgeleiding
Voorwaarde: de aanwezigheid van vrije geladen deeltjes 
  • zouten: vrije ionen, dus een zout geleidt enkel in (l) en (aq)
  • metalen: vrije elektronen, dus een metaal geleidt in (s) en (l)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

stroomgeleiding, wel of niet?
geleidt altijd
geleidt nooit
geleidt als opgelost
geleidt als vloeibaar

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Leg op microniveau uit waarom vast ijzer de elektrische stroom geleidt.
timer
2:00

Slide 12 - Open question

Vast ijzer heeft vrije geladen deeltjes in haar metaalrooster, nl. vrije elektronen, deze vrije elektronen kunnen de elektrische stroom geleiden.

Leg op microniveau uit dat kaliumbromide wel de elektrische stroom geleidt als het opgelost is, maar niet als vaste stof.
timer
2:00

Slide 13 - Open question

Voor stroomgeleiding zijn vrije, geladen deeltjes nodig. Kaliumbromide is een zout, dus in de vaste fase zitten de kalium-ionen en de bromide-ionen vast in het ionrooster, dus is er geen stroomgeleiding. Bij opgelost kaliumbromide kunnen de K+-ionen en de Br--ionen wel vrij bewegen en kan de elektrische stroom wel geleidt worden.

Nu aan de slag
Lees par. 3.1 en maak vragen:
4, 7, 8, 9.
Neem par. 3.2 goed door en maak vragen:
11, 14, 16, 18.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Metaalbinding: hoe werkt het?
  1. Waarom is de atoomrest positief geladen?
  2. Hoe werkt metaalbinding (in eigen woorden)?
  3. Hoe weten we of een metaalbinding een sterke binding is?
  4. Waarom geleiden metalen zo goed warmte?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Metaalrooster
  • Positieve atoomresten netjes gerangschikt.
  • Vrije (valentie-)elektronen bewegen vrij er doorheen.
  • Aantrekking tussen atoomresten en vrije elektronen = metaalbinding.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Metaalbinding 
  • Metaalbinding is de aantrekking tussen de losse elektronen + atoomresten

  • De vrije elektronen zorgen ervoor dat metalen (s) stroom geleiden
  • Metalen (l) zorgen de metaalionen  én de vrije elektronen voor geleiding

  • Deze binding is vrij sterk 
  • => Daarom hebben de metalen een hoog smeltpunt.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Metaalbinding?
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Uit het feit dat metalen (behalve kwik) een hoog smeltpunt hebben, kan je afleiden dat de metaalbinding ... is.
A
sterk
B
zwak

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Maak de zin af:
In een metaalrooster..

A
wisselen positieve en negatieve ionen elkaar af
B
worden positief geladen metaalionen omringd door vrijbewegende elektronen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Ionbinding
  • Binding tussen ionen
  • Sterk (hoog smeltpunt)
  • Bros (binding kan breken)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

Ionbinding
Een zout bestaat uit positieve en negatieve ionen. Deze ionen samen vormen een ionrooster. De bindingen tussen de ionen heten ionbindingen. Een ionbinding is een zeer sterke binding.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Metaalrooster & ionrooster
  • Welke verschillen en overeenkomsten zie je?
  • Verklaar verschil in eigenschappen: metaal is buigzaam, zout is bros.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Welke binding wordt verbroken bij de ontleding van natriumchloride (NaCl)?
A
metaalbinding
B
atoombinding
C
ionbinding
D
VanderWaalsbinding

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Waarom is in het ionrooster het chloride ion groter weergegeven
dan het natriumion?
A
Het chloride ion is belangrijker.
B
Het chloride ion lost het eerste op.
C
Ze zijn even groot, verschil is zo duidelijker.
D
Het chloride ion heeft meer elektronen.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Zelf aan de slag
Neem par. 3.2 nogmaals goed door.
Zorg dat de vragen 11, 14, 16 en 18 af zijn.
Maak de volgende vragen:
13, 15, 17, 20 en 22.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Par. 3.3: Moleculaire stoffen
Nakijken en bespreken vragen 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Berekeningen
Je rekent altijd via de MOL !

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

MOL berekening

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

REKENEN AAN REACTIES

Slide 31 - Slide

This item has no instructions