2TH TH-boek Form. §2 Verwijswoorden (1)

Welkom!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga zitten volgens de plattegrond.
Doe je jas uit en pak je leesboek er vast bij.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Ga zitten volgens de plattegrond.
Doe je jas uit en pak je leesboek er vast bij.

Slide 1 - Slide

Deze les...
- Stil lezen 
- Planning bekijken
- Doelen doornemen
- Vragen stellen over Cursus 6 Formuleren, 
§1 Herhaling leerjaar 1th
- Uitleg Cursus 6 Formuleren, §2 Verwijswoorden (1)
- Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Stil lezen
Pak je boek
en ga lekker lezen.

Heb je een boek geleend?
Zet het netjes terug in de kast.

Slide 3 - Slide

Planning bekijken
Zorg dat je bij blijft!

Slide 4 - Slide

Doelen
- Ik heb de basis van Formuleren opgehaald. (§1)
- Ik kan op de juiste manier verwijzen 
naar personen en bezit (§2)

Slide 5 - Slide

Formuleren §1 Herhaling 1th
- Is het je gelukt de opdrachten te maken?
- Welke vragen heb je nog over de stof?

Slide 6 - Slide

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
>> Lianne is blij. Lianne heeft een cadeautje gekregen. Lianne is jarig.

>> Stan heeft een nieuwe broek gekocht. De nieuwe broek is blauw. 
      De nieuwe broek zit lekker.

Bovenstaande tekstjes zijn saai. Hoe maak je ze levendiger?

Slide 7 - Slide

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
>> Lianne is blij. Lianne heeft een cadeautje gekregen. Lianne is jarig.
>> Lianne is blij. Ze heeft een cadeautje gekregen, want ze is jarig.

>> Stan heeft een nieuwe broek gekocht. De nieuwe broek is blauw. 
      De nieuwe broek zit lekker.
>> Stan heeft een nieuwe broek gekocht. Hij is blauw en hij zit lekker.

Slide 8 - Slide

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
Je kunt een tekst levendiger maken door variatie aan te brengen in woordgebruik en zinsbouw. Op de vorige dia's heb je bijvoorbeeld verwijswoorden gebruikt en samengestelde zinnen gemaakt.

Slide 9 - Slide

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
Welk verwijswoord je gebruikt, hangt af van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst. Je kunt verwijzen met deze, die, dit en dat.
Je kunt ook verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 10 - Slide

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)

Slide 11 - Slide

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)
Kies op de volgende pagina's steeds een juist verwijswoord.

Slide 12 - Slide

Melanie straalt, want ze heeft zojuist ... diploma gekregen.
A
zijn
B
haar

Slide 13 - Quiz

Bart moet op tijd naar huis, want ... moet vanmiddag op zijn broertje passen.
A
hij
B
zij
C
het

Slide 14 - Quiz

Print het formulier en stuur ... ondertekend naar het volgende adres.
A
hem
B
haar
C
het

Slide 15 - Quiz

Arnold heeft een eigen paard. Het dier dat daar staat, is van ... .
A
hem
B
haar
C
het

Slide 16 - Quiz

De kat van de buren heeft kittens gekregen. ... zijn echt superschattig.
A
Hun
B
Ze

Slide 17 - Quiz

U kunt ... boeken bij deze balie inleveren.
A
u
B
uw

Slide 18 - Quiz

Ik kan op de juiste manier verwijzen naar personen en bezit.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Aan de slag!
MNV Cursus 6, Formuleren, §2 Verwijswoorden (1),
opdracht 1, 2 en 3, blz. 218-219.

Vind je iets lastig? Stel vragen!
Deze opdrachten zijn huiswerk voor maandag 11 maart

Slide 20 - Slide