Cursus 6 Formuleren - 4 uittreksel Verwijzen met pers. en bez. vnw.

Leerdoelen 
Je kunt op de juiste manier verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (pers. vnw. en bez. vnw.)
naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Leerdoelen 
Je kunt op de juiste manier verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (pers. vnw. en bez. vnw.)
naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

NN Cursus 6 - Formuleren  §4 verwijswoorden
blz. 236-237

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Een verwijswoord

verwijst meestal terug naar 
een woord of een groepje woorden 
dat eerder genoemd is. 

Welke verwijswoorden gebruik je?  

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden: wat weet je nog?

Slide 4 - Mind map

Opdracht: Schrijf zoveel mogelijk verwijswoorden op.

Slide 5 - Video

ankeswanenberg.nl
Verwijswoorden







Mannelijk/vrouwelijk? Regels (filmpje) & gebruik woordenboek.
enkelvoud (m)
hij, hem, zijn
deze, die
enkelvoud (v)
zij, ze, haar
deze, die
enkelvoud (o)
het, zijn
dit, dat
meervoud bij personen
zji, ze, hen, hun
deze, die
meervoud bij dieren/dingen
ze, hun
deze, die

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

verwijzen met 
pers. vnw.
OW - LV - MV
hij, hem (m)
zij, ze, haar (v)
het (o)
zij, ze, hen (mv. personen)
ze (mv. dieren, dingen)


verwijzen met 
bez. vnw.

zijn (m)
haar (v)
zijn (o) 
hun (mv)
hun (mv)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De docente heeft ___
been gebroken.
A
haar
B
zijn
C
hun
D
daar

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Als je een product koopt en ___ gaat stuk, heb je recht op garantie.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

De jongens hadden een zware tijd, want ... team had verloren.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Verwijswoorden







mannelijk/vrouwelijk? Filmpje. Kijk in het woordenboek.
enkelvoud (m)
hij, hem, zijn
deze, die
enkelvoud (v)
zij, ze, haar
deze, die
enkelvoud (o)
het, zijn
dit, dat
meervoud bij personen
zij, ze, hen, hun
deze, die
meervoud bij dieren/dingen
ze, hun
deze, die

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Corrigeer de dikgedrukte woorden of vul in bij '...'
1.  Ik heb een nieuwe broek gekocht. ... is groen. 
2. Het paard staat in de wei. ... graast rustig.
3. ... zus wil daar ook wel werken. ... wil graag veel geld verdienen.
4. Saskia heeft een fout gemaakt. Dat is ... eigen schuld.
5. Is dat jouw hond? Nee, ... is van hem.
Je mag je boek gebruiken als hulpmiddel (blz. 236)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Nabespreken

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Check leerdoelen 
Je kunt op de juiste manier met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (pers. vnw. en bez. vnw.)
verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Verder oefenen
Pas de theorie toe en maak de volgende opdrachten:
- Cursus 6. Formuleren. Par. 4 Verwijzen met pers. vnw. en bez. vnw.: opdr. 2, 3, 4, 5

Lastig? Maak ook de overige opdrachten. 
Extra oefening online. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Zelf werken 
  • Wat: Cursus 6.4 Verwijswoorden. Maak opdracht 2 & 3
  • Hoe veel tijd: 5 min. zelfstandig
  • Na 5 min: Kijk na bij je schoudermaatje. 
  • Werk samen verder: aan opdracht 4 en 5 
  • Klaar?: ga door met paragraaf 6.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Volgende keer:
 Lastige verwijswoorden

Slide 17 - Slide

This item has no instructions