Paragraaf 2 verwijzen naar personen en dingen

Paragraaf 2 verwijzen naar personen en dingen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Paragraaf 2 verwijzen naar personen en dingen

Slide 1 - Slide

Opstart:
How zat het ook alweer?
Ik kan verwijzen naar personen of dingen
verwijswoorden
verwijzen: oefenen
Snap je hoe het zit?
Cursus 6 paragraaf 2
Opdracht
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten
Lezen in je leesboek!

Slide 2 - Slide

Voorkennis

Verwijswoorden: wat zijn dat ook alweer?

Slide 3 - Slide

Lesdoelen

Ik kan verwijzen naar personen of dingen

Slide 4 - Slide

Instructie
Verwijswoorden

Waarom?


Slide 5 - Slide

Instructie 
In een tekst is het saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. Bijvoorbeeld:

Meike is blij. Meike heeft mooie sneakers gekregen. Meike laat de mooie sneakers zien aan haar vriendin. 

Slide 6 - Slide

Instructie 
Dit is beter:

Meike is blij. Ze heeft mooie sneakers gekregen. Ze laat ze zien aan haar vriendin. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Lesdoel begrepen?

Ik kan verwijzen naar personen of dingen

Slide 9 - Slide

De- woorden of het-woorden?
Hoe weet je of een woord een de-woord is of een het-woord?

--> Opzoeken in het woordenboek!

Slide 10 - Slide

Aan de slag
Cursus 6 paragraaf 2
 bladzijde 216-217
 opdracht 1, 2, 3, 5

Klaar?
Cursus 8 opdracht 23 óf lezen in je leesboek

timer
15:00

Slide 11 - Slide

Hebben we alle doelen behaald?


Wat is nog moeilijk?
Wat gaat al goed?

Slide 12 - Slide

Huiswerk

Afmaken opdrachten paragraaf 2

Lezen in je leesboek! --> 23 juni uit

Slide 13 - Slide