test Th2 ecologie lj4

Wat is ecologie?
A
bestuderen van het milieu
B
bestuderen van dieren
C
bestuderen van de relatie tussen organisme en milieu
D
bestuderen van de relatie tussen dieren en voedsel
1 / 43
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 3,4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat is ecologie?
A
bestuderen van het milieu
B
bestuderen van dieren
C
bestuderen van de relatie tussen organisme en milieu
D
bestuderen van de relatie tussen dieren en voedsel

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Welke rol spelen bacteriën en schimmels in de kringloop van stoffen?
A
Ze doen aan fotosynthese
B
Ze zorgen dat niet biologisch afbreekbaar afval weer wordt opgeruimd
C
Ze zorgen er voor dat voedingsstoffen uit afval weer beschikbaar komen voor planten
D
Ze zijn consumenten

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

HOE HEET HET PROCES WAARBIJ ORGANISMEN GLUCOSE EN ZUURSTOF VERBRUIKEN

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Planten doen aan fotosynthese. Welke stoffen worden er gemaakt bij dit proces?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Dieren zoals kleine kevers en vliegen die afval eten van andere dieren horen bij de
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn schimmels en bacteriën?
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Afvaleters
Consumenten
Reducenten

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Welke twee groepen organismen behoren tot de reducenten?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Hoeveel producenten zie je hier?
A
1
B
2
C
4
D
meer dan 4

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


Surinaams voedselweb
Bekijk het voedselweb in de afbeelding.

Stel dat de tjontjon uitsterft. Noteer twee soorten die dan in aantal toenemen.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions


Tolerantie voor zout
In de grafiek in de afbeelding is de dichtheid van drie verschillende algen weergegeven:
in een rivier, in een riviermonding en in zee 

Welke alg heeft de breedste tolerantie voor zout?
 

A
soort I
B
soort II
C
soort III

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


Lees eerst de informatie tekst. Bekijk dan de afbeelding.

–    Geef twee abiotische factoren die het moeilijk maken voor planten om op een duin te groeien. Leg elke factor uit.

 Gebruik de afbeeldingen 1 en 2.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions


Piramide van aantallen
In de afbeelding zie je vier piramiden van aantallen.
  
Welke piramide hoort bij de keten
plant -> bladluis -> lieveheersbeestje?
A
piramide A
B
piramide B
C
piramide C
D
piramide D

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk dit plaatje

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Alle dieren in het vorige plaatje samen zijn een
A
Populatie
B
Levensgemeenschap
C
Ecosysteem

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions


Sloot
In een sloot komen de volgende soorten organismen voor:
    1) alg;               4) stekelbaars;
    2) baars;          5) watervlo.
    3) snoek;
   
Welke reeks kan een voedselketen van deze soorten weergeven?
   

A
1 – 2 – 4 – 5 – 3
B
1 – 5 – 4 – 2 – 3
C
5 – 1 – 3 – 4 – 2
D
5 – 4 – 2 – 3 – 1

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Kan een konijn de eerste schakel zijn in een voedselketen? leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

De mens is een
A
teenganger
B
hoefganger
C
zoolganger

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het proces waarbij koolstof uit koolstofdioxide in glucose komt?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Abiotische factor
Biotische factor
Temperatuur
Roofdieren
Voedsel
Neerslag
Bacterie
Bescherming door struiken

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een biotische factor
A
wind
B
voedsel
C
zonlicht
D
bodemsoort

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Invloeden uit de omgeving

Abiotische en biotische invloeden kunnen positief of negatief zijn voor de populatiegrootte. 


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Een ecosysteem is het laagste niveau van de ecologie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Zet de niveaus van ecologie van klein naar groot.           (1 = de kleinste, 4 = de grootste)
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Levensgemeenschap

Populatie

ecosysteem

individu

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Biologisch evenwicht

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Een bos is een voorbeeld van een
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Ecosysteem

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Alle zeehonden in het waddengebied vormen samen een...
A
Populatie
B
Levensgemeenschap
C
Individu
D
Ecosysteem

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Samenleven
Binnen een populatie heeft elk individu relaties met soortgenoten: Konijnen leven  samen in hol en krijgen samen jongen. Of ze vechten met elkaar om voedsel.
Relatie kan gericht zijn op concurrentie of op samenwerking



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Producent
Consument
Reducent
Voedingsstoffen maken
Resten afbreken tot mineralen
Voedingsstoffen gebruiken

Slide 31 - Drag question

B zijn bacteriën
D is een paddestoel (schimmel)
Waarmee begint elke voedselketen?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Relaties
Elk organisme heeft relaties met soortgenoten. Er zijn twee soorten relaties tussen organismen:
concurrentie (of competitie): organismen vechten om hetzelfde
samenwerking: organismen werken samen


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Dieren zoals kleine kevers en vliegen die afval eten van andere dieren horen bij de
timer
0:45
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Van welk organisme was de c
is deze cel?
A
Een plant
B
Een dier
C
Een schimmel
D
Een bacterie

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

De iep is een boom die goed tegen zoute zeewind kan, is zeewind een abiotische of een biotische factor?
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Is een teek bij een hond een producent, consument of reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Bevat uitgeademde lucht meer of minder koolstofdioxide dan ingeademde lucht, of is dat evenveel?
A
Meer
B
Minder
C
Evenveel

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Welk onderdeel heeft een plantencel wel, maar een cel uit het darmslijmvlies van een mens niet?
A
Celkern
B
Celmembraan
C
Celwand
D
Cytoplasma

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Welke organismen doen er aan verbranding?
A
Alleen consumenten
B
Alleen producenten
C
Alleen reducenten
D
Alle levende organismen

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Fotosynthese vindt plaats in...
A
de bladgroenkorrels
B
cytoplasma
C
celkern
D
celmembraan

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Hoe werkt fotosynthese?
Plant heeft drie dingen nodig: 
                                    
                                                 Water+koolstofdioxide+licht = glucose + zuurstof
Water
Planten nemen water op uit de grond 
Koolstofdioxide
Gas in de lucht
Licht
Licht komt van de zon 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Slide

This item has no instructions