epilepsie 3

EPILEPSIE
Verpleegkunde
Module A2
Week 3 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

EPILEPSIE
Verpleegkunde
Module A2
Week 3 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
De student:
Kan in eigen woorden weergeven wat epilepsie inhoudt.
Kan verschillen vormen van epileptische insulten uitleggen.
Kan verschillen vormen van behandelingen bij epilepsie benoemen.
Kan oorzaken en uitlokkende factoren van epilepsie benoemen.
Kan aangeven hoe de diagnose van epilepsie wordt gesteld.
Kan aangeven wat belangrijke leefregels zijn voor iemand met epilepsie.
Kan aangeven waaruit verpleegkundige zorg bestaat bij een zorgvrager met epilepsie.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Waar denk je aan bij epilepsie?

Slide 3 - Mind map

Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
De hersenen bestaan uit zenuwcellen. 

Voor bepaalde processen worden elektrische prikkels doorgegeven met boodschapperstoffen (neurotransmitters).
De overdracht van de elektrische prikkels is verstoord.


Wat is epilepsie?
Epilepsie is een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen. Deze ontstaan door een plotselinge, tijdelijke en ongecontroleerde verstoring van elektrische prikkeloverdracht in de hersenen (een soort van kortsluiting).


Epilepsie is een aandoening waarbij een persoon getroffen wordt door vaker terugkerende aanvallen- waarbij de motoriek, de beleving en het gedrag plotseling veranderen, eventueel gepaard gaande met bewusteloosheid.

Pas bij herhaling van aanvallen is sprake van epilepsie

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Epilepsie wordt ook wel de 'vallende' ziekte genoemd
A
klopt
B
klopt, maar dan de Fallende ziekte
C
klopt niet
D
klopt niet, ziekte van Marphan

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Prevalentie / incidentie
In Nederland hebben ongeveer 200.000 mensen epilepsie
Jaarlijks komen er ± 6000 mensen bij
Bij ± 70 % openbaart het zich vóór het 20e levensjaar
Boven de 60 jaar is de kans op epilepsie weer groter
Mannen hebben 15% meer kans
30 % van de mensen met een verstandelijke beperking heeft epilepsie

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Soorten epileptische aanvallen
Partiële aanvallen: hierbij is sprake van een plaatselijke stoornis in een hersenhelft.  Eenvoudig of complex.

Gegeneraliseerde aanvallen: stoornis doet zich in de gehele hersenen voor. 
- Absences (petit mal) 
- Tonisch-clonische aanval (grand mal)
- Atonische aanvallen
- Myoclonische aanvallen
 




Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Status epilepticus: Epileptische aanvallen die meer dan 30 min. optreden. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat kunnen oorzaken zijn
van epilepsie?

Slide 12 - Mind map

This item has no instructions

Oorzaken
- Zuurstoftekort in de hersenen (bv tijdens geboorte of a.g.v. een ongeval)
- Aangeboren afwijkingen in de hersenen (vaatanomalieën)
- Stofwisselingsstoornissen of ontregelingen
- Infecties (bv hersenvliesontsteking)
- Tumoren
- Giftige stoffen
- Eerder gevormd littekenweefsel
- Bij 30 % is sprake van verhoogde aanleg of erfelijkheid

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat kunnen triggers zijn voor
een epileptische aanval?

Slide 14 - Mind map

This item has no instructions

Uitlokkende factoren
  • Overmatig alcoholgebruik
  • Discolampen (flikkering)
  • Voor of na grote spanningen
  • Door een tekort aan slaap
  • Hormonale veranderingen (menstruatie)
  • Sterke temperatuurwisseling (koorts)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Diagnostiek
Anamnese: Een goede beschrijving van de aanval (video-opname) bijhouden van een aanvalskalender
Neurologische onderzoek:
 - EEG (meten van de elektrische activiteit), verschillende vormen
 - CT-scan (bv bij bloedvatmisvormingen)
 - MRI-onderzoek (om structuurafwijkingen te kunnen meten)
 - neuropsychologisch onderzoek

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Welke interventies pas je toe bij een epileptisch insult?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Coupeermedicatie
Medicatie die ervoor zorgt dat aanval onderbroken wordt. (Couperen betekent 'afsnijden'). Medicatie wordt ingebracht via:

  • Rectaal: Stesolid rectiole
  • Wangzak: Rivotril druppels
  • Neusspray: Midazolam



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Behandeling
  • Medicamenteuze behandeling (anti-epileptica)
- helpt in ± 70 % van alle gevallen
- werking wordt oa met bloedspiegel bepaald
- heeft over het algemeen nadelige bijwerkingen
- therapietrouw is belangrijk

  • Chirurgische behandeling om haard te verwijderen
  • Ketogeen dieet (vooral bij kinderen)
  • Nervus Vagus stimulatie


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Leefregels
  • Rekening houden met de ziekte
  • Baden (zwemmen) 
  • Sporten 
  • Helm dragen
  • Beperkt alcoholgebruik
  • Autorijden 
  • Beroep
  • Slapen / rusten
  • Stressvolle situaties vermijden
  • Uitlokkende prikkels vermijden

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Verpleegkundige zorg
Goed observeren:
  • Was er een aura / voortekenen?
  • Hoe / waar begon de aanval?
  • Hoelang duurde de aanval?
  • Tijdstip van de aanval
  • Verschijnselen tijdens de aanval (bewustzijn, motorisch, ogen, ademhaling)
  • Gedrag vóór de aanval
  • Uitlokkende factoren
  • Veranderingen in gezondheidstoestand

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Vervolg vpk zorg
  • Goed invullen van een aanvalskalender
  • Bescherming bieden
  • Zorg bieden na een aanval (incontinentie, bedrust, verwardheid)
  • Begeleiding bij medicatie-inname
  • Voorlichting over medicatie, leefregels
  • Verwijzen naar patiëntenvereniging

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Bij een grand mal is kans op hersenbeschadiging door zuurstoftekort.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Anti-epileptica kan de patiënt gerust een dag overslaan, zo goed zijn ze.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer is sprake van een status epilepticus?
A
Wanneer een aanval vanzelf over gaat
B
Wanneer een aanval niet vanzelf over gaat
C
Wanneer een aanval langer dan een kwartier duurt
D
Wanneer een aanval langer dan een half uur duurt

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions