Urine en incontinentie


Persoonlijke verzorging & ADL



Deze les gaat over 'Urine en Incontinentie'
1 / 35
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson


Persoonlijke verzorging & ADL



Deze les gaat over 'Urine en Incontinentie'

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na deze les...
...kan je de functie van urine uitleggen
....kan je het begrip incontinentie uitleggen,
...kan je verschillende vormen van incontinentie benoemen,
...kan je benoemen welke aandachtspunten er zijn bij een incontinente zorgvrager

Slide 2 - Slide

Wat is een ander woord voor urine?
Waaruit bestaat urine?

Slide 3 - Open question

Urine
Bestaat uit: 

- Afvalstoffen
- Water
- Zouten
- Schadelijke stoffen

Slide 4 - Slide

Verwijderen van urine uit het lichaam
- van het nierbekken gaat de
urine via de urineleider naar
de blaas
- in de blaas wordt de urine 
tijdelijk opgeslagen
- via de urinebuis verlaat de
urine het lichaam

Slide 5 - Slide

Waarop zou je kunnen observeren
bij urine?

Slide 6 - Mind map

Observatiepunten bij urine
  • Frequentie (hoe vaak)
  • Hoeveelheid
  • Kleur
  • Helderheid
  • Geur
  • De manier waarop de cliënt urineert

Slide 7 - Slide

Kleur

  • Licht geel: veel water in de urine.
  • Donker geel: weinig water in de urine.
  • Donkergeel tot donkerbruin: kan duiden op leveraandoening.
  • Roze, roodbruin of vleeskleurig: bloed bij de urine.

Slide 8 - Slide

Helderheid
Urine is normaalgesproken helder, zoals appelsap.

Bij een infectie is de urine troebel en zitten er kleine stukjes of vlokjes in de urine.

Slide 9 - Slide

Geur

  • Normaal ruikt de urine naar ammoniak.
  • Diabetes: zoete geur of naar aceton.
  • Bij een infectie kan de urine scherp en onaangenaam ruiken.

Slide 10 - Slide

Waar denk jij aan bij het woord
incontinentie?

Slide 11 - Mind map

Urine-incontinentie: de klacht van elk onvrijwillig urineverlies.
Fecale incontinentie: het onvrijwillig verlies van vaste of vloeibare ontlasting.
 

Fecale incontinentie: het onvrijwillig verlies van vaste of vloeibare ontlasting.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Oorzaken van incontinentie
Ziekten of beperkingen van blaas, sluitspieren, bekkenbodem, darmen, endeldarm (na trauma).
Ziekten van zenuwstelsel.
Problemen met mobiliteit en obstakels.
Problemen met cognitie (bijv. geheugen).
Bijwerkingen van medicijnen.

Slide 14 - Slide

Vormen
Stressincontinentie
Ook wel druppelincontinentie genoemd, 
is het onvrijwillig urineverlies bij druk in en op
 de buik door bijv. niezen, hoesten 
of bewegen (sport)



Slide 15 - Slide

Vormen
Functionele incontinentie
Ongewild urineverlies waarbij cliënten niet meer in staat zijn zelfstandig naar het toilet te gaan 
door lichamelijke beperkingen of  
geheugenproblemen.


Slide 16 - Slide

Vormen
Aandrang incontinentie
ongewild urineverlies na een plots onhoudbare plasdrang door een overactieve blaas
Vaak heeft de cliënt vooraf al een 
(voortdurende) drang tot plassen.
 


Slide 17 - Slide

Vormen
Overloop incontinentie
Onwillekeurig verliezen van kleine hoeveelheden urine uit een volle blaas doordat de blaas ongevoelig is geworden. De druk in de blaas wordt zo hoog, dat er kleine hoeveelheden urine weg druppelen. 

Slide 18 - Slide

Katheters
Externe katheters zoals condoomkatheter
en interne katheters zoals een blaaskatheter
Suprabubische katheter (via buikwand).

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Heeft een man ook bekkenbodemspieren?
A
Ja natuurlijk
B
Nee natuurlijk niet
C
nee een man heeft geen bekkenbodem
D
ja, maar pas na de pubertijd

Slide 21 - Quiz

Een verhoogde urineproductie kan veroorzaakt worden door:
A
nieraandoening
B
diabetes mellitus
C
dementie
D
MS

Slide 22 - Quiz

Iemand die incontinent is, heeft een groter risico op:


A
vereenzaming, isolement
B
uitdroging
C
bacteriële infecties
D
huidproblemen zoals smetten of decubitus

Slide 23 - Quiz

Bij wie kan incontinentie voorkomen?
A
Kinderen
B
Volwassenen
C
Ouderen
D
Iedereen

Slide 24 - Quiz

Schuimende urine kan duiden op
A
teveel bier gedronken hebben
B
nierstenen
C
diabetes
D
mogelijke ontsteking

Slide 25 - Quiz

Welk incontinentiemateriaal bestaat er nog meer naast de inleggers en broekjes?
A
Inlegkruisjes en maandverband
B
Incontinentiebedmatjes, speciale badkleding
C
urinaal, po
D
Hydrofiel doeken

Slide 26 - Quiz

Welke is een eenmalige katheter?
A
B
C
D

Slide 27 - Quiz

Bij welke groep patiënten komt overloop incontinentie het meeste voor?
A
mannen
B
vrouwen
C
weet ik niet

Slide 28 - Quiz

Welk begrip hoort erbij

een verstopping van de darmen waardoor de ontlasting harder is
A
obstipatie
B
rumineren
C
decubitus
D
incontinentie

Slide 29 - Quiz

Welk begrip hoort erbij

Het onvermogen om de urine en/of ontlasting op te houden
A
obstipatie
B
rumineren
C
decubitus
D
incontinentie

Slide 30 - Quiz

Een vrouw van 60 die incontinent is als ze moet niezen heeft....
A
urge incontinentie
B
overloop incontinentie
C
stress incontinentie
D
druppelincontinentie

Slide 31 - Quiz

Juist/onjuist: incontinentie verhoogd de kans op decubitus
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Waar niet waar: Incontinentie verhoogd de kans op smetten.
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Huiswerk
Lees ‘obstipatie’ op blz. 62 van Persoonlijke verzorging & ADL.
Maak opdracht 82.
Lees ‘bristol stool chart’ op blz. 64.
Maak opdracht 84.
Lees ‘incontinentie’ op blz. 65.
Maak opdracht 86.
Lees incontinentieverpleegkundige op blz. 66
Maak opdracht 87.
Lees ‘bijhouden uitscheidingslijst’ op blz. 68
Maak opdracht 89.

Slide 34 - Slide

Klaar met je huiswerk?
Maak de e-learning over incontinentie.

Slide 35 - Slide