14.3 Personenbelasting - belastingvrije som

Hoofdstuk 14: personenbelasting
p 327
1 / 25
next
Slide 1: Slide
RechtSecundair onderwijs

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 14: personenbelasting
p 327

Slide 1 - Slide

Welke concrete zaken heb je nog onthouden over de vorige lessen rond personenbelasting?

Slide 2 - Open question

Doelstellingen
Basisprincipes van personenbelasting omschrijven & illustreren
De verschillende vormen van inkomsten onderscheiden
Begin belastingen berekenen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Welke stap is dit in de grote berekening p 352-356?
A
3
B
10
C
11
D
15

Slide 5 - Quiz

Welke soorten inkomsten zijn er?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wie zijn inkomsten in de eerste kolom en welke in de tweede?
A
Maakt op zich niet uit
B
De oudste eerst, de jongste tweede
C
De man eerst, de vrouw tweede
D
De man eerst, de vrouw tweede of indien zelfde geslacht oudste eerst

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is een belastingvrije som?

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Welke stap is dit in de grote berekening p 352-356?
A
3
B
10
C
11
D
15

Slide 16 - Quiz

OEFENING p 331
Pas op: 41 250 ipv 46 250 p 331 en 332 
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Hoeveel belastingen betalen ze? (schrijf uitkomst 'getal en getal' tot 2 cijfers na de komma)

Slide 18 - Open question

BASIS
  • 13540 * 0,25 = 3385
  • (23900 – 13540) * 0,4 = 4144
  • (41250 – 23900) * 0,45 = 7807,5
  • 15 336,5 EUR belastingen

BVS = 9050
  • 9050 * 0,25 = 2262,50

15 336,50 EUR – 2262,50 EUR = 13074,00 EUR Belastingen


BASIS
  • 13540 * 0,25 = 3385
  • (20000 – 13540) * 0,4 = 2584
  • 5969 EUR belastingen

BVS = 9050
  •  9050 * 0,25 = 2262,50


5969 EUR – 2262,50 EUR = 
3706,50 EUR Belastingen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

timer
10:00

Slide 21 - Slide

Hoeveel belastingen betalen ze? (schrijf uitkomst 'getal en getal' tot 2 cijfers na de komma)

Slide 22 - Open question

BASIS
  • 13540 * 0,25 = 3385
  • (23900 – 13540) * 0,4 = 4144
  • (41250 – 23900) * 0,45 = 7807,5
  • 15 336,5 EUR belastingen

BVS = 9050 + 4240 = 13290
  • 9520 * 0,25 = 2380
  • (13290 – 9520) * 0,3 = 1131
  • 2380 + 1131 = 3511

15 336,50 EUR – 3511,00 EUR = 
11825,50 EUR Belastingen


BASIS
  • 13540 * 0,25 = 3385
  • (23900 – 13540) * 0,4 = 4144
  • (31000 – 23900) * 0,45 =  3195
  • 10724,00 EUR belastingen

BVS = 9050 + 9500 = 18550
  • 9520 * 0,25 = 2380
  • (13540 – 9520) * 0,30 = 1206
  • (18550 – 13540) *0,40 = 2004
  • 5590,00 EUR belastingsvrij



10724,00 EUR – 5590,00 EUR = 5134,00 EUR Belastingen

Slide 23 - Slide

Wat moet je onthouden?
  • Hoe gebruik ik de schijven?
  • Hoe gebruik bereken ik met de belastingvrije som
  • Welke soort inkomsten zijn er?

Slide 24 - Slide

Hoeveel heb ik van de les begrepen?
30% of minder
30 - 50%
50%
50 - 75%
75 - 100%

Slide 25 - Poll