3.4 deel 1

Vak: Economie en ondernemen
Hoofdstuk: 3 Economie en geld
1.
Lesopening
2.
Lesdoel 
3. 
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Vak: Economie en ondernemen
Hoofdstuk: 3 Economie en geld
1.
Lesopening
2.
Lesdoel 
3. 
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van economie voor je en je IPad. Laat je boek nog even dicht op tafel liggen. 




Huiswerk controle.




Slide 2 - Slide

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je wat de geschiedenis van geld is 
- weet je welke betaalmiddelen er zijn vroeger waren.


Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + mini-check
Verdiept arrangement (8 gemiddeld of hoger): niemand



Iedereen doet mee met de mini-check. 

Slide 4 - Slide

Wat betekent ruilhandel?
A
Goederen kopen met goud.
B
Goederen kopen met schelpen.
C
Goederen kopen met goederen
D
Goederen kopen met munten.

Slide 5 - Quiz

Wat was er eerder? Briefgeld of munten
A
Briefgeld
B
Munten

Slide 6 - Quiz

Metalen munten werden afgeschaft omdat ze te zwaar waren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je het papieren briefje dat handelaren meekregen van de goudsmid?
A
Wissels
B
Briefgeld
C
Papiergeld

Slide 8 - Quiz

Wie maakt wat? 
Had je 3/4 vragen van de mini-check goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk. 
Je maakt opdracht 3.04 t/m 3.10 op blz. 83 t/m 87


De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Slide

4. Instructie 
Open je boek op bladzijde 82.

Slide 10 - Slide

De geschiedenis van geld

Slide 11 - Slide

Ruilhandel
Duizende jaren geleden bestond er nog geen geld. 

Er waren mensen die goed waren in pottenbakken, terwijl anderen weer goed waren in het maken van kleding of pannen. Als men iets nodig had wat ze zelf niet konden maken, dan ging men goederen ruilen met anderen. Dit wordt ruilhandel genoemd.

Ruilhandel is dus goederen ruilen tegen goederen. 

Slide 12 - Slide

Verandering naar goud
Er kwamen steeds meer mensen en het ruilen van goederen was niet meer zo eenvoudig. Er kwam behoefte aan een betaalmiddel wat iedereen kon gebruiken. 

Er kwam goud en zilver. Zij kregen een waarde per gewicht. Daarmee konden goederen worden gekocht. 
Het gouden en zilveren geld zag eruit als klompjes.

Slide 13 - Slide

Metalen munten
Goud en zilver waren ook niet heel praktisch als betaalmiddel. Er was behoefte aan kleinere geldeenheden en wisselgeld. 

De metalen munten werden ingevoerd. De munten kregen een bepaalde vorm en een teken of wapen, zodat mensen de punten konden herkennen.
Aan deze munten werd een waarde toegekend van hoog naar laag. 

Helaas werden deze metalen munten al snel vervalst. Zo verloor men het vertrouwen in de waarde. 

Slide 14 - Slide

Papieren geld
Het gebruik van munten was niet altijd handig door het gewicht. Vooral handelsreizigers moesten met veel munten op pad. 

Hier werd het volgende op gevonden:
Goudsmeden bewaarden de munten voor handelaren. De handelaren kregen hiervoor briefjes van de goudsmid, deze briefjes noemde men wissels.

Slide 15 - Slide

Papieren geld
De briefjes (wissels) werden vaak gebruikt als betaalmiddel. 

Omdat de wissels door het hele land gingen en zelfs in het buitenland werden gebruikt, vond de overheid dat er een centraal kantoor moest komen: de bank. 

De wissels werden omgezet in bankbiljetten, zodat deze voor iedereen herkenbaar waren. 

Slide 16 - Slide

5. Begeleid inoefenen 
Had je geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->
Dan maken we samen opdracht 3.06 en 3.09.

Slide 17 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 3.04 t/m 3.10 op blz 83 t/m 87.




Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je.
Daarna ga je naar blz. 110 je maakt de deelopdracht 3.02.  
timer
1:00

Slide 18 - Slide

7. Evaluatie 
Hoe ging de les?
Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?


- weet je wat de geschiedenis van geld is 
- weet je welke betaalmiddelen er zijn vroeger waren.


Slide 19 - Slide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Dinsdag 12 december
3.4 opdracht 3.04 t/m 3.10


Toetsen LJ1: 





Slide 20 - Slide