§ 7 De slaven in Suriname

PLANNING

  • Zelfstandig maken vragen § 7: 1 t/m 4
  • bladzijde 165-164
  • Volgende les nakijken vragen
  • Klaar: leren voor so van aanstaande woensdag
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

PLANNING

  • Zelfstandig maken vragen § 7: 1 t/m 4
  • bladzijde 165-164
  • Volgende les nakijken vragen
  • Klaar: leren voor so van aanstaande woensdag

Slide 1 - Slide

Slaven op de plantages

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Plantagekolonie Suriname
  • Suriname werd de grootste plantagekolonie van de Republiek.
  • Op de grote plantages woonde de plantagehouder in een groot huis. Daarnaast leefden er in kleine hutjes tot soms wel 250 slaven.
  • Er waren slaven die ontsnapte en een leven begonnen in de jungle. Zij worden 'marrons' genoemd. Ook het woord 'bosneger' komt hier vandaan.

Slide 4 - Slide

WIC
- West Indische Compagnie (WIC)
-  Doel WIC: Spanjaarden en Portugezen beroven en slavenhandel
- Driehoekshandel

Slide 5 - Slide

1
  • Gebruik bron 1. Op deze bron zie je verschillende
  • gebouwen.
  • a Waar woonde de eigenaar van de plantage? Zet
  • daar een ‘E’ in de afbeelding.
  • b En waar woonden de slaven? Zet daar een ‘S’ in
  • de afbeelding.
  • c Welk werk doen de slaven op bron 1?
  • De slaven sjouwen spullen uit een boot, bewerken hout en vegen
  • (voor het witte huis).
d Rechtsachter zie je een blanke man op een
paard. Wat zou zijn taak zijn?
Hij houdt in de gaten of de slaven
hun werk wel goed doen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

2a
Gebruik bron 2.
  • a De plantage Zeezigt (bron 1) ligt aan een rivier.
Om welke reden lagen alle plantages aan een rivier?
  • Via het water konden de producten makkelijk vervoerd worden (met boten). Het was heel moeilijk om door het oerwoud van Suriname wegen aan te leggen.

Slide 9 - Slide

2 b/c
  • b Wie verdienden er geld aan de suiker die op de plantages verbouwd werd?
  • De eigenaren van de plantages.
  • c Wie verdiende er geld met de handel in slaven?
  • De WIC.

Slide 10 - Slide

3a
  • Je onderzoekt hoe mensen op de plantage met elkaar omgingen.
  • a Gebruik bron 1. Wat zie je op deze bron?
  • ◯◯ A Je ziet dat slaven onder toezicht hun
  • taken uitvoeren.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

3 b/c
  • b Gebruik bron 3. Vertelt deze bron iets anders dan bron 1 over hoe vrije mensen en slaven met elkaar omgingen? 
  • Leg je antwoord uit.
  • Nee, want rechts op bron 3 zie je iemand toezicht houden, terwijl de slaven hun taken uitvoeren.
  • c Gebruik bron 4. Vertelt deze bron iets anders dan bron 1 over hoe vrije mensen en slaven met elkaar omgingen? 
  • Ja, want op bron 4 zie je dat een slaaf op een gruwelijke manier wordt gestraft door zijn (blanke) eigenaar.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

4 a
  • a Gebruik bron 7. Maak de zinnen kloppend.
  • Er waren wel  afspraken over het aantal vrije dagen van slaven. Slaven mochten wel zelf verbouwde groentes verkopen. Door zulke afspraken liepen slaven waarschijnlijk
minder snel meer weg.


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

4b
  • Gebruik bron 5. Bedenk een reden waarom marrons van een plantage gevlucht waren.
  • Bijvoorbeeld: ze werden er mishandeld. Of: ze wilden vrij zijn.

Slide 18 - Slide

4c
  • Gebruik de intro en bron 5. Bedenk een reden waarom marrons plantages aanvielen.
  • Bijvoorbeeld: ze wilden andere slaven bevrijden. Of: ze wilden spullen buitmaken, zoals voedsel, kleding of wapens.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide