Markt en overheid hoofdstuk 1 (deel 3)

Markt en overheid
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Markt en overheid

Slide 1 - Slide

lesdoelen
kostenfuncties en opbrengstenfuncties in een grafiek tekenen.
• voorbeelden geven van constante kosten en variabele kosten.
• verklaren dat een producent winst maakt als de totale opbrengst hoger is dan de totale kosten en dit zowel grafisch als rekenkundig onderbouwen.
• uitleggen dat het break-evenpunt een belangrijk omslagpunt is bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt.
• de relatie tussen totale kosten en gemiddeld kosten verklaren en berekenen.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstlijn de afzet met maximale totale winst afleiden.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstfunctie de afzet met maximale totale winst berekenen.
• uitleggen dat de totale winst toeneemt zolang de marginale opbrengst hoger is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst afneemt als de marginale opbrengst lager is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst maximaal is als de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kosten.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

 Kosten
constante kosten: onafhankelijk van productie
TCK = 100.000 
GCK = 100.000 / q
variabele kosten: afhankelijk van productie
TVK = 20q 
GVK = 20q / q = 20
totale kosten = totale variabele kosten + totale constante kosten
TK = TVK + TCK
TK = 20q + 100.000
GTK?
GTK = 20 + 100.000 / q

Slide 7 - Slide

variabele kosten
constante kosten
inkoopwaarde van de omzet
huurkosten
afschrijvingskosten
loonkosten
interestkosten
reclamekosten

Slide 8 - Drag question

Variabele kosten
3 varianten:
  • proportioneel 
    als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met 10%
  • degressief 
    als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met < 10%
  • progressief
    als q toeneemt met 10%, neemt TVK toe met > 10%

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Bij welke beschrijving past deze grafiek?
A
geen constante kosten, proportioneel variabele kosten
B
constante kosten, progressief variabele kosten
C
constante kosten, proportioneel variabele kosten
D
geen constante kosten, degressief variabele kosten

Slide 12 - Quiz

In welke grafiek is geen sprake van proportioneel variabele kosten?
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Wat is een mogelijke oorzaak van progressief variabele kosten?
A
hogere arbeidsproductiviteit
B
uitbreiding productiecapaciteit
C
efficiënte arbeidsverdeling
D
werknemers krijgen overuren dubbel uitbetaald

Slide 14 - Quiz

Gegeven is de kostenfunctie:
TK = 134q + 123.000.
Er is hier sprake van:
A
alleen constante kosten
B
degressief variabele kosten
C
proportioneel variabele kosten
D
progressief variabele kosten

Slide 15 - Quiz

Wat is een mogelijke oorzaak van degressief variabele kosten?
A
werknemers werken sneller bij grotere productie
B
overwerk wordt dubbel betaald
C
werknemers lopen elkaar in de weg op de werkvloer
D
korting bij grote bestellingen leveranciers

Slide 16 - Quiz

In welke situatie spreken we van degressief variabele kosten?
A
TK = 34q + 180.000
B
C
MK < GVK
D

Slide 17 - Quiz

Bereken de TCK. Ga uit van proportioneel variabele kosten (antwoord zonder € teken, puntjes, etc.)
tip: bereken eerst de GVK

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

MK en GVK
  • MK = GVK (alleen bij proportioneel variabele kosten!)
  • vergelijking met berekenen van cijfers:
    GVK is het huidige gemiddelde cijfer
    MK is het laatst behaalde cijfer

Slide 24 - Slide

Marginale kosten
  • Extra kosten die gemaakt worden als er één product meer wordt geproduceerd
  • MK = TK' (zelfde idee als MO=TO')
zijn dus afhankelijk van variabele kosten

Slide 25 - Slide

Maximale winst
Ook hier geldt:
Het verschil tussen MO en MK is de verandering van de winst.
Zolang MO groter is dan MK dan stijgt de winst.
Wanneer MK groter is dan MO dan daalt de winst
MO = MK is omslagpunt

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

voorbeeld kostenstructuur individuele onderneming die naar maximale winst streeft

Slide 31 - Slide

GVK
MK
GTK

Slide 32 - Drag question

Verschillende prijzen

Slide 33 - Slide

Welke stelling
klopt niet?
A
Bij een marktprijs van €500 moet deze onderneming 40 stuks produceren om het beste resultaat te halen
B
Bij een marktprijs van €350 moet deze onderneming 35 stuks produceren om het beste resultaat te halen
C
Bij een marktprijs van €250 moet deze onderneming 32 stuks produceren om het beste resultaat te halen
D
Bij een marktprijs van €150 moet deze onderneming 27 stuks produceren om het beste resultaat te halen

Slide 34 - Quiz

winst
verlies, maar deel constante kosten wordt gedekt dus door produceren
verlies; GO < GVK dus productie direct stoppen 

Slide 35 - Drag question

1. P = MK: individuele prijsaanbodlijn
2. MK = GVK: shutdownpoint

Slide 36 - Slide