Aanwijzend en vragend voornaamwoord 2H

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

10 min lezen

Planning van vandaag

- Herhaling woordsoorten leerjaar 1

- Uitleg aanwijzend en vragend voornaamwoord

- Zelfstandig werken

Welk woorden zijn werkwoorden in deze zin:
Ik heb mij ziek gemeld.

1. Ik heb
2. heb ziek
3. mij gemeld
4. heb gemeld

Hoeveel lidwoorden zie ik in deze zin:
Op de markt liep ik met een tas naar het kraampje met snoepgoed.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Welk woord is een zn in deze zin:
Mijn boek is uit.

1. Mijn
2. boek
3. is
4. uit

Wat is het bn in de volgende zin:
Op een goede dag loopt Warner door het bos.

1. Op
2. goede
3. Warner
4. door

Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Afk = aanw.vnw

Het wijst een mens, dier of ding aan. Vaak staat dat zn erachter, maar anders kan je die erachter bedenken.

Aanw.vnw zijn: deze, die, dat, dit, zulk, zo'n, dergelijke, zelf, hetzelfde, dezelfde

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Is het dat meisje nog gelukt de toets in te halen?

1. het
2. dat
3. gelukt
4. in

Wat is het aanw.vnw in de volgende zin:
Hij vond dit het mooiste cadeau.

1. dit
2. het
3. mooiste
4. cadeau

Vragend voornaamwoord

afk= vr.vnw

Vragend voornaamwoorden staan aan het begin van een vraag.

Of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.

Wat zijn de vragend voornaamwoorden:

wie, wat, welke, wat voor (een)

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Wie gaat er mee naar de Nederlandse les?

1. Wie
2. mee
3. naar
4. de

Wat is het vr.vnw in de volgende zin:
Rex vraagt aan Roos wat zij vandaag gedaan heeft.

1. vraagt
2. aan
3. wat
4. heeft

Aan de slag

Huiswerk:

cursus 5 grammatica

§4 aanwijzend en vragend voornaamwoord

opdracht 1, 4 en 5.

Online maken of op blz. 212, 213