3.3 en 3.4 (Horen, Ruiken en Proeven)

Wat gaan we doen vandaag
  • Terugblik vorige les 
  • Bespreken 3.3 en 3.4 
  • Opdrachten maken 3.3 en 3.4 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag
  • Terugblik vorige les 
  • Bespreken 3.3 en 3.4 
  • Opdrachten maken 3.3 en 3.4 

Slide 1 - Slide

Welk deel van je oor vangt geluidstrillingen op?
A
Trommelvlies
B
Gehoorgang
C
Slakkenhuis
D
Oorschelp

Slide 2 - Quiz

Welke onderdelen geven geluidstrillingen door aan het slakkenhuis?
A
Trommelvlies
B
Gehoorbeentjes
C
Gehoorgang

Slide 3 - Quiz

Wat licht aan het einde van de gehoorgang?

Slide 4 - Open question

Waar zorgt oorsmeer voor?
A
Schoonmaken van je gehoorgang
B
Geluidstrillingen makkelijker door je gehoorgang laten gaan
C
Het trommelvlies soepel houden

Slide 5 - Quiz

Waar bevinden zich de gehoorbeentjes?

Slide 6 - Open question

Wat vormt samen het middenoor?
A
De gehoorbeentjes in de trommelholte
B
De gehoorbeentjes met het trommelvlies
C
De gehoorbeentjes met het slakkenhuis

Slide 7 - Quiz

Hoe heten de 3 botjes die samen de gehoorbeentjes vormen?

Slide 8 - Open question

In welke volgorde liggen de 3 botjes in je trommelholte?
A
Hamer - Aambeeld - Stijgbeugel
B
Stijgbeugel - Aambeeld - Hamer
C
Aambeeld - Hamer - Stijgbeugel
D
Hamer - Stijgbeugel - Aambeeld

Slide 9 - Quiz

In het slakkenhuis bevind zich een bepaalde vloeistof. wat bevind zich nog meer in het slakkenhuis?

Slide 10 - Open question

Waarom zitten er verschillend zintuigcellen in het slakkenhuis?
A
zo kan je hoge en lage tonen horen
B
Zo kan je harde en zachte tonen horen
C
Zo kan je verschillende geluiden onderschijden

Slide 11 - Quiz

Wat ontstaat er in de zintuigcellen?
A
Een impuls
B
Een prikkel

Slide 12 - Quiz

Hoe heet onderdeel 11?
A
Buis van Eustachius
B
Gehoorzenuw

Slide 13 - Quiz

Wat vormt samen het binnenoor?
A
Het slakkenhuis en de buis van Eustachius
B
Het slakkenhuis en de gehoorzenuw
C
Het slakkenhuis en het evenwichtsorgaan

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste volgorde die de geluidstrillingen volgen?
A
Oorschelp-gehoorgang-trommelvlies-gehoorbeentjes-slakkenhuis-gehoorzenuw
B
Gehoorgang-oorschelp- trommelvlies-gehoorbeentjes-slakkenhuis-gehoorzenuw
C
Oorschelp-gehoorgang-gehoorbeentjes- trommelvlies- slakkenhuis-gehoorzenuw

Slide 15 - Quiz

Waar staat hertz voor?
A
Hoogte van de trillingen
B
Aantal trillingen per seconden

Slide 16 - Quiz

Een hoge toon heeft...
A
Weinig trillingen per seconden
B
Veel trillingen per seconden

Slide 17 - Quiz

Hoe heet het gebied tussen de onderste-gehoorgrens en de bovenste-gehoorgrens

Slide 18 - Open question

Welk onderdeel zorgt ervoor dat de druk buiten je oor en binnen in je oor even groot is?
A
Trommelvlies
B
Slakkenhuis
C
Buis van Eustachius
D
Gehoorgang

Slide 19 - Quiz

Waardoor hoor je jezelf slikken?
- trommelvlies: druk moet aan
  beide kanten even groot zijn, om 
  goed te kunnen trillen.
- opstijgen vliegtuig: meer lucht in 
  trommelholte dan in gehoorgang, 
  hierdoor trilt het trommelvlies niet 
  meer goed

Slide 20 - Slide

Buis van Eustachius
  • teveel aan lucht in trommelholte kan eruit door de buis van eustachius
  • door de buis van Eustachius heeft de trommelholte een verbinding met de keelholte en zo met de buitenlucht
  • buis van Eustachius zit meestal dicht, bij slikken of gapen gaat hij even open en hoor je de slikgeluiden in je keel
  • bij verkoudheid of keelontsteking kunnen er ziekteverwekkers door de buis van Eustachius gaan, die raakt ontstoken: middenoorontsteking
  • kinderen hebben een kortere buis van Eustachius

Slide 21 - Slide

Met welk onderdeel in je neus ruik je?

Slide 22 - Open question

Waar is je reukzintuig een onderdeel van?
A
Neusslijmvlies
B
Neusholte

Slide 23 - Quiz

Waar zorgt je neusslijmvlies voor?
A
Je neusholte soepel houden
B
Je neusholte vochtig houden
C
Je neusholte reinigen als er viezigheid in zit

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
geurstoffen - reukzintuig - reukzenuwen - impulsen - hersenen - je ruikt de geur
B
geurstoffen - reukzintuig - impulsen - hersenen - je ruikt de geur
C
geurstoffen - reukzintuig - reukzenuwen -hersenen - je ruikt de geur

Slide 25 - Quiz

Hoe noem je de verschillende vormen die aan het uiteinde van een reukzintuig kunnen zit?
A
receptoren
B
ontvangers
C
indicator

Slide 26 - Quiz

  1. geurdeeltjes binden aan receptoren
  2. geprikkelde reukzintuigcellen geven impulsen door
  3. impulsen van de verschillende typen reukzintuigcellen worden gebundeld
  4. impulsen worden doorgegeven aan de hersenen
  5. de hersenen bepalen op basis van de combinatie van impulsen welke geur het is

geuren worden opgeslagen in de hersenen

Slide 27 - Slide

Met welke zintuigen proef je?

Slide 28 - Open question

Welke smaak proef je achter op je tong?
A
bitter
B
zout
C
zoet
D
zuur

Slide 29 - Quiz

Welke smaak proef je voor op je tong?
A
zout
B
zoet
C
zuur
D
umami

Slide 30 - Quiz

geurstoffen zijn de prikkels voor het reukzintuig.

geurstoffen - reukzintuig - reukzenuwen  - impulsen - hersenen - je ruikt de geur

geur kan je waarschuwen voor gevaar

Slide 31 - Slide

Waardoor proef je je eten?
- oppervlak van je tong is ruw
- uitsteeksels heten smaakpapillen
- in voedsel zitten smaakstoffen
- smaakstoffen zijn de prikkels voor 
   de smaakzintuigen
- tong gevoelig voor 5 smaken:
   zoet, zout, zuur, bitter en umami
- iedere smaak heeft zijn eigen 
  gebied

Slide 32 - Slide

Smaakzintuig
- verschil van bv zoete smaak komt
   doordat je het ook ruikt 
- je ruikt eten doordat er 
  geurstoffen in je neusholte komen
- via de keelholte gaan de 
  geurstoffen naar je neus
- bij het proeven van eten werken 
  reuk(neus) en smaak(tong) samen

Slide 33 - Slide

Hoe beoordeel je voedsel?
- of je iets lekker vindt, bepaal je 
   met meerdere zintuigen: ogen, 
   neus, tong, koudezintuig, 
   warmtezintuig, tastzintuig
- bij het proeven is de ervaring ook
   belangrijk, je kunt smaken leren 
   waarderen b.v koffie

Slide 34 - Slide

Huiswerk
Maken opdrachten § 3.3 en 3.4

Slide 35 - Slide