Chapter 5 - Grammar Survey

Planning
  • Vocab practise
  • Grammar practise
  • Homework 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning
  • Vocab practise
  • Grammar practise
  • Homework 

Slide 1 - Slide

I don't eat meat, I am a ....
A
veggie
B
meat-lover
C
vegetarian
D
vegan

Slide 2 - Quiz

I am wearing ........ because it's summer.
A
slippers
B
flip flops

Slide 3 - Quiz

A period of no rain is called a .......
A
dry-spell
B
draught
C
dry-period
D
drought

Slide 4 - Quiz

This is a .....
A
tortoise
B
turtle

Slide 5 - Quiz

We live on planet ....
A
Mars
B
Aerth
C
Water
D
Earth

Slide 6 - Quiz

This is a ......... picture
A
colourful
B
bright

Slide 7 - Quiz


Wanneer gebruik je de tegenwoordige tijd?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 8 - Quiz

Welke woorden zien we bij de tegenwoordige tijd?
A
(right) now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, never, often, usually, every day

Slide 9 - Quiz


Wanneer gebruik je de duurvorm tegenwoordige tijd?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 10 - Quiz

Welke woorden zien we bij de duurvorm tegenwoordige tijd?
A
right now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, never, often, usually, every day

Slide 11 - Quiz


Toekomende tijd
Wanneer gebruik je de toekomende tijd?
A
Voor plannen die in de toekomst liggen.
B
Dingen die nog moeten gebeuren
C
Wat je morgen gaat doen.
D
Als het gisteren is gebeurd.

Slide 12 - Quiz

Welke woorden zien we bij de toekomende tijd?
A
(right) now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
next week, this summer, later
D
always, never, often, usually, every day

Slide 13 - Quiz

We gaan oefenen!
Vul bij iedere vraag de juiste tijdsvorm in. 

Slide 14 - Slide

I ............ (leave) right now!

Slide 15 - Open question

He always ........... (sing) in the shower.

Slide 16 - Open question

Tomorrow I ................ (sing) in the talentshow.

Slide 17 - Open question

You never ............. (dance) with your girlfriend.

Slide 18 - Open question

This was a good way of helping me practise.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Homework
  • Check exercise 12 + 13
  •  Do exercise 10 p. 78

Slide 20 - Slide