Het zenuwstelsel

Het zenuwstelsel.

Het zenuwstelsel.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Het zenuwstelsel.

Het zenuwstelsel.

Slide 1 - Slide

Wat is een prikkel?
A
Een orgaan reageert op invloed uit de omgeving
B
Electrische signalen die naar je hersens gaan
C
Een invloed uit je omgeving
D
Een cel die impulsen opvangt

Slide 2 - Quiz

Sleep de juiste omschrijving naar daarbijhorende woord
Zweetklieren
Hoornlaag
Kiemlaag
Talgklieren
Lederhuid
Bestaat uit resten van dode cellen 
Bestaat uit levende cellen
Maakt talg
Bevinden zich de warmte-, koude-, druk- en tastzintuigen
Produceert zweet

Slide 3 - Drag question

Het zenuwstelsel

  • Het zenuwstelsel bestaat uit: zenuwen, ruggenmerg en hersenen.

  • De hersenen en het ruggenmerg heten samen het centraal zenuwstelsel.

  • Alles wat je lichaam doet wordt geregeld door het zenuwstelsel.

Slide 4 - Slide

Welk onderdeel van het oog heeft zintuigcellen
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Oranje vlek
D
Kleine vlek

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen
-  Je kunt de bouw van het zenuwstelsel beschrijven.
- Je kunt de functies van het zenuwstelsel beschrijven.

Slide 6 - Slide

Wat weet jij al over
het zenuwstelsel?

Slide 7 - Mind map

Zintuigen - Prikkels -  Impulsen
Een prikkel is een invloed in de omgeving.
De zintuigcellen in de zintuigen vangen die prikkels op. In de zintuigcellen ontstaan dan impulsen.

Een impuls is een elektrisch signaaltje. Dat signaaltje gaat door een zenuw naar je hersenen. De impulsen gaan ook van de hersenen via de zenuwen naar bijvoorbeeld spieren en klieren. Een aantal impulsen gaat door het ruggenmerg.

Zintuig : waarneming
- oren     : Je hoort wat de ander je vertelt.
- ogen    : Je ziet, want je leest dit.
- tong     : Je proeft wat de smaak van kaas is.
- neus     : Je kunt ruiken dat het eten aanbrandt.
- huid     : Je kunt voelen aan een kopje of de thee heet is.

Slide 8 - Slide

De bouw van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel


Centrale zenuwstelsel:
Hersenen + ruggenmerg (bestaat uit zenuwen)

Perifere zenuwstelsel: 
verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen

Slide 9 - Slide

De bouw van het zenuwstelsel

Slide 10 - Slide

Geef de onderdelen van het centrale zenuwstelsel
A
Hersenen, ruggenmerg, zenuwen
B
Hersenen, ruggenmerg
C
Hersenen

Slide 11 - Quiz

Werking van zenuwstelsel
In de huid worden warmtprikkels omgezet tot impulsen in de warmtezintuigcellen.
1
De impulsen worden via de zenuwen naar het centrale zenuwstelsel geleid.
2
De impulsen komen via de zenuwen in het ruggenmerg. Vanuit hier gaan ze door naar de hersenen.
3
In de hersenen komen de impulsen aan. Hier wordt je je bewust van de warmte.
4

Slide 12 - Slide

prikkel verwerking

Slide 13 - Slide

Prikkel- impuls - reactie

Slide 14 - Slide

Functies van het zenuwstelsel
Als je je bewust wordt van dingen die je waarneemt, kun je ook bewust reageren. Er ontstaan dan impulsen in je hersenen.
Er ontstaan impulsen in je hersenen.
1
De impulsen worden van de hersenen door zenuwen naar spieren in de arm geleid. Hierdoor kan de spier samentrekken (bewegen van de arm)
2
Er kunnen ook impulsen van de hersenen door zenuwen naar klieren (bijv. speekselklieren) worden geleid. Hierdoor wordt er speeksel aangemaakt.
3
Een klier is een orgaan dat bepaalde stoffen produceert, bijv. zweetklieren, talgklieren en speekselklieren.

Slide 15 - Slide

Zenuwcellen
Er zijn drie verschillende type zenuwcellen:

  • Gevoelszenuwcel (sensorische cellen)
  • Bewegingszenuwcel (motorische zenuwcel)
  • Schakelcel

Slide 16 - Slide

Drie typen zenuwcellen:

Slide 17 - Slide

De regelkamer met alle netwerkverbindingen
Je hersenen zijn de regelkamer van je lichaam. Je hersenen verwerken alle informatie en sturen het lichaam aan.
Het kan zijn dat de aansturingen niet de plaats bereiken door bijv. een dwarslaesie (zie afb.). 

Maar knappe koppen van TU Delft hebben een exoskelet ontworpen waardoor lopen mogelijk wordt.

Dit exoskelet neemt opdrachten van de persoon aan, waardoor iemand met een dwarslaesie weer kan bewegen. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
A
hersenen, ruggenmerg, zenuwen
B
hersenen en zenuwen
C
zenuwen en ruggengraat
D
hersenen, ruggenmerg, zenuwen en zintuigen

Slide 20 - Quiz


Wat zie je op de
afbeelding?

Kies het beste antwoord
A
Klieren
B
Het ruggenmerg
C
De zenuwen
D
Het zenuwstelsel

Slide 21 - Quiz

waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A
hersenen
B
hersenen en zenuwen
C
hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
hersenen en ruggenmerg

Slide 22 - Quiz

Een functie van het zenuwstelsel

A
bloed zuiveren
B
reacties regelen van spieren of klieren
C
prikkels van de spieren ontvangen
D
zintuigcellen aanmaken

Slide 23 - Quiz

Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
A
Centrale zenuwstelsel en ruggenmerg
B
Centrale zenuwstelsel en zenuwen
C
Zenuwen en ruggenmerg
D
Hersenen en ruggenmerg

Slide 24 - Quiz

De hersenen horen bij....
A
Centrale zenuwstelsel
B
Zenuwen
C
De zintuigen

Slide 25 - Quiz

Behoort een oogzenuw tot het centrale zenuwstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz

Welke functie heeft de wervelkolom voor het ruggenmerg?
De wervelkolom ...
A
beschermt het ruggenmerg
B
geeft stevigheid aan het ruggenmerg
C
geeft vorm aan het ruggenmerg
D
geleidt het ruggenmerg

Slide 27 - Quiz

Hersenen geven impulsen via zenuwen door naar:
A
zintuigen
B
spieren
C
klieren (bijv. speekselklier)
D
spieren en klieren

Slide 28 - Quiz

De functie van zintuigen zijn......
A
Prikkels opvangen
B
Impulsen opvangen
C
Prikkels maken
D
Impulsen maken

Slide 29 - Quiz

Een orgaan dat reageert op prikkels
Alle zenuwen, ruggenmerg en hersenen samen
iets waar je zintuigen op reageren
Hier wordt je bewust van prikkels
Een seintje dat via de zenuwen naar de hersenen of spieren gaat 
Prikkel 
Zenuwstelsel 
impuls 
zintuig 
hersenen 

Slide 30 - Drag question

er zijn drie soorten zenuwcellen, welke hoort er niet bij
A
centrumcel
B
schakelcel
C
gevoelszenuwcel
D
bewegingszenuwcel

Slide 31 - Quiz