4.3 Naar een ander soort samenleving


Wat is de naam van dit bekende schilderij van Van Gogh?
A
Het laatste avondmaal
B
De aardappeleters
C
Stilleven bij kaarslicht
D
Het boerengezin
1 / 21
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson


Wat is de naam van dit bekende schilderij van Van Gogh?
A
Het laatste avondmaal
B
De aardappeleters
C
Stilleven bij kaarslicht
D
Het boerengezin

Slide 1 - Quiz

Verstedelijking = urbanisatie
A
Goed
B
Fout

Slide 2 - Quiz

Hoe noem je het verhuizen van het platteland naar de stad?
A
Immigratie
B
Emigratie
C
Urbanisatie
D
Suburbanisatie

Slide 3 - Quiz

Wat is urbanisatie?
A
een muziekstroming
B
het tegenovergestelde van ontgroening
C
integratie
D
verstedelijking

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je de trek van de stad naar het omringend platteland?
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie

Slide 5 - Quiz

Modern Imperialisme is
A
Zo goed mogelijke industrie hebben
B
Zo veel mogelijk kolonies willen hebben

Slide 6 - Quiz

Modern Imperialisme is
A
Veel industrie willen hebben
B
Veel wapens willen hebben
C
Veel kolonies willen hebben
D
Veel Europese macht willen hebben

Slide 7 - Quiz

Welke economische motieven waren er voor het modern imperialisme?
A
grondstoffen en afzetmarkten
B
arbeidskrachten en grondstoffen
C
slaven en afzetmarkten
D
grondstoffen en eindprodukten

Slide 8 - Quiz

Wat wordt er met imperialisme bedoeld?
A
Het groter worden van het leger
B
Trots zijn op je vaderland
C
Het veroveren van met name Afrika
D
Het voeren van oorlog om Europa te veroveren

Slide 9 - Quiz

Kolonialisme is hetzelfde als imperialisme
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Als landen heersen over andere landen om eraan te verdienen, noemen we dit....
A
handel.
B
kolonialisme.
C
plantage.
D
slavernij.

Slide 11 - Quiz

Wat betekent kolonialisme
A
als landen heersen over andere landen om er geld aan te verdienen
B
en grote groep mensen die bij elkaar horen
C
landen in een ander land
D
als landen heersen over andere landen.

Slide 12 - Quiz

Vakbonden komen op voor:
A
Werknemers
B
Werkgevers
C
Iedereen

Slide 13 - Quiz

Eind 19de eeuw werden vakbonden opgericht. Waarom?
A
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere arbeidsomstandigheden.
B
Vakbonden kwamen op voor fabrieksbazen en eisten betere arbeidsomstandigheden.
C
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere leefomstandigheden.
D
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere leefomstandigheden.

Slide 14 - Quiz

Kinderarbeid is typisch iets van de industriële revolutie
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quiz

Het kinderwetje van Van Houten gaat over:
A
leerplicht
B
verbod op kinderarbeid
C
je mocht maar 2 kinderen krijgen
D
toeslag voor ouders met kinderen.

Slide 16 - Quiz

Waarom was er kinderarbeid?
A
De kinderen waren veel sterker dan nu en konden best werken.
B
De kinderen hadden niets te doen.
C
Kinderen moesten hun eigen schoolgeld betalen.
D
De kinderen moesten ook geld verdienen anders had een gezin te weinig.

Slide 17 - Quiz

Komt kinderarbeid nog steeds voor?
A
ja alleen in arme landen waar geen leerplicht is
B
nee nergens mag het meer
C
ja overal in de wereld
D
nee alleen om mars

Slide 18 - Quiz

Hoe kwam er een einde aan de kinderarbeid van kinderen onder de twaalf?
A
Het werd bij wet verboden.
B
Kinderen mochten niet meer betaald worden voor werk.
C
Kinderen moesten verplicht naar school tot hun 12e.
D
Er was te weinig werk dus werden kinderen niet meer aangenomen.

Slide 19 - Quiz

Het kinderwetje van Van Houten gaat over:
A
leerplicht
B
verbod op kinderarbeid
C
je mocht maar 2 kinderen krijgen
D
toeslag voor ouders met kinderen.

Slide 20 - Quiz

Voor welke groep kinderen betekende de invoering van de leerplicht dat ze in 1901 ineens niet meer hoefden te werken?
A
Voor alle kinderen die vóór de invoering van de leerplicht nog wel werkten.
B
Voor de kinderen boven de 12 die in de fabrieken of werkplaatsen werkten.
C
Voor de kinderen tot 12 jaar die thuis of op het land werkten.
D
Voor de kinderen tot 12 jaar die in de fabrieken of werkplaatsen werkten.

Slide 21 - Quiz