2H maandag 19 april

Aujourd'hui:
Herhalen passé composé
Nakijken opdracht
Bron E
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aujourd'hui:
Herhalen passé composé
Nakijken opdracht
Bron E

Slide 1 - Slide

Le passé composé:
Wat weet jij nog?

Slide 2 - Mind map

Le passé composé: Altijd twee

Slide 3 - Slide

Uit welke twee delen bestaat de passé composé?

Slide 4 - Open question

Hoe weet je welk hulpwerkwoord (avoir of être) je moet gebruiken?

Slide 5 - Open question

Hoe maak je het voltooid deelwoord van werkwoorden op -er?

Slide 6 - Open question

Hoe maak je het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ir?

Slide 7 - Open question

Waar moet je aan denken als je het hulpwerkwoord être gebruikt?

Slide 8 - Open question

Werkwoorden met een onregelmatig voltooid deelwoord:
Van een aantal onregelmatige werkwoorden, moet je het voltooid deelwoord kennen:
- prendre wordt pris (nemen, genomen)
-être wordt été (zijn, geweest)
-faire wordt fait (doen/maken, gedaan/gemaakt)
-avoir wordt eu (hebben, gehad)

Slide 9 - Slide

Voltooid deelwoord:
Dus:
Bij regelmatige werkwoorden is dit simpel.
Werkwoorden op -er :
-Haal de r eraf.
-Zet een accent op de laatste e. 
parler--> parlé
Werkwoorden op -ir:
-Haal de r eraf.
finir--> fini

Slide 10 - Slide

Voltooid deelwoord:
Maar ook een aantal onregelmatige die je moet kennen:
prendre (nemen) --> pris (genomen)
être (zijn) --> été (geweest)
faire (doen/maken) --> fait (gedaan/gemaakt)
avoir (hebben) --> eu (gehad)

Slide 11 - Slide

acheté
eu
rempli
pris
été
trouvé
fait
tombé
fini
faire
trouver
être
avoir
remplir
acheter
prendre
finir
tomber

Slide 12 - Drag question

De opdrachten:
13 e+f hebben we nagekeken.
Als het goed is heb je je best gedaan om 14abcd te maken.
Jullie kijken er een paar na, we bespreken er een paar.

Slide 13 - Slide

14a
1. as passé
2. avons loué
3. as aimé
4. j'ai adoré
5. avez participé

Slide 14 - Slide

14b
1. sont partis
2. sont arrivés
3. sont restés
4.suis tombée
5.est allée
6.est tombée

Slide 15 - Slide

14C. Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. Gebruik het hulpwerkwoord avoir.
1. Ils (prendre)________ le TGV.

Slide 16 - Open question

14C. Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. Gebruik het hulpwerkwoord avoir.
2. Ils (être)_______à la montagne.

Slide 17 - Open question

14C. Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. Gebruik het hulpwerkwoord avoir.
3. J' (faire)______ du ski.

Slide 18 - Open question

14C. Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. Gebruik het hulpwerkwoord avoir.
4. Sarah (avoir)_______ un problème.

Slide 19 - Open question

14C. Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. Gebruik het hulpwerkwoord avoir.
5. Nous (faire)________ du VTT de neige.

Slide 20 - Open question

14C. Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé. Gebruik het hulpwerkwoord avoir.
6. Tu (prendre)_____ des cours?

Slide 21 - Open question

14d
1. Avons pris
2. Est tombée
3. ai participé
4.avez été
5. sont allés
6. a fait

Slide 22 - Slide

Au travail:
-Bron E gaan we maken als leesbron.
-Pak je tekstboek: blz. 66
-Vragen lees je, en beantwoord je via microsoft forms.
-Link: 
https://forms.office.com/Pages/ResponsePage.aspx?id=flgqeTZ2OUOmnRloFHmBZSWMis0ZVfVMi7DwNhCba0BUREYzMVVIWjRPRUhNMVhHMFc2SjQyUFI2UC4u

Slide 23 - Slide