Het oog (Bs 2 deel 3)

Accomoderen is:
A
Reflecteren
B
Absorberen
C
Construeren
D
Scherp stellen
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Accomoderen is:
A
Reflecteren
B
Absorberen
C
Construeren
D
Scherp stellen

Slide 1 - Quiz

Accomoderen is een moeilijk woord voor het veranderen van de vorm van de lens
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Iemand die verziend is, heeft ...
A
een te lange oogbol of de lens breekt het licht te sterk
B
een te lange oogbol of de lens breekt het licht niet goed genoeg
C
heeft een te korte oogbol of de lens breekt het licht te sterk
D
heeft een te korte oogbol of de lens breekt het licht niet genoeg

Slide 3 - Quiz

Pupilreflex
  • In tweetallen
  • Houd een minuut lang een hand voor een van je ogen. Haal dan je hand weg van dit oog.
  • De ander kijkt wat er met de pupilgrootte gebeurt, direct na het wegnemen van je hand.
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Welke veranderingen van de pupilgrootte heb je waargenomen?
Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open question

Pupilreflex

Slide 6 - Slide

Doen
Lezen blz 77
Maken 16 t/m 18
timer
10:00

Slide 7 - Slide

Het netvlies

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Staafjes/kegeltjes/allebei/geen?
A is... B is...

Slide 11 - Slide

Links of rechts
Voorkeursoog, net als voorkeurshand
info uit dit oog wordt het meest gebruikt

Slide 12 - Slide

Dominant oog

Slide 13 - Slide

Oog waarbij het beeld niet verspringt is dominant

Geen twee verschillende beelden            stereoscopie

Slide 14 - Slide

Twee ogen
Beelden hebben overlap en worden gecombineerd: hierdoor zie je diepte (stereoscopie).
Optisch chiasma ( nr 2)
Visuele schors links en rechts

Slide 15 - Slide

Kleurgevoelig
Niet kleurgevoelig
Kegeltjes
Staafjes

Slide 16 - Drag question

Mensen hebben drie kleuren kegeltjes, welke zijn dat?
Deze wel
Deze niet

Slide 17 - Drag question

Staafjes
Kegeltjes
Werken als er veel licht is
Werken als er weinig licht is.
Liggen in de gele vlek
Liggen niet in de gele vlek

Slide 18 - Drag question

Zet de werking van het oog in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Licht weerkaatst op een voorwerp richting ons oog.
Het licht komt binnen door het  hoornvlies en de pupil.
Licht wordt door de lens (samen met het hoornvlies) als een klein en scherp maar omgekeerd beeld op het netvlies geprojecteerd.
Het licht activeert de staafjes en de kegeltjes in het netvlies en deze geven een signaal door aan de oogzenuw. 
De oogzenuwen geven de signalen door aan de hersenen. Daar wordt het beeld weer recht gezet en herkend. 

Slide 19 - Drag question

Waardoor kun je
diepte zien?
A
Doordat je pupillen groter of kleiner kunnen worden.
B
Doordat je ooglens platter of boller kan worden.
C
Doordat je met je linkeroog een iets ander beeld ziet dan met je rechteroog.
D
Doordat het beeld op je netvlies kleiner, onderste boven en gespiegeld is.

Slide 20 - Quiz

Wanneer de oogzenuw van het linkeroog doorgesneden is, wat mis je dan?
A
het linkerdeel van je gezichtsveld
B
het rechterdeel van je gezichtsveld
C
diepte zien

Slide 21 - Quiz

Met 1 oog kan je geen diepte zien
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz