KT1th en pr - Diabetes en insuline

AFP/ TRG BBL module 4

Diabetes





1 / 26
next
Slide 1: Slide
KT1 theorieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

AFP/ TRG BBL module 4

Diabetes





Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe zit het ook al weer?
Wanneer het glucosegehalte in het bloed te hoog is noemen we dit een .......
We spreken hiervan vanaf de volgende waarde: .....? 
Welke symptomen horen hier bij? 

Slide 2 - Slide

Hyperglykemie
> 15 mmol/L ( bij triage houden dit dit aan)
Dorst, veel plassen, moeheid, jeuk
Ernstig --> zwakte, kortademigheid diepe en snelle ademhaling (lijkt op hyperventilatie, sufheid, uitdroging, coma --> verzuring (hier komen we later op terug)

Slide 3 - Slide

Symptomen die je moet herkennen. 
Glucagon
Glycogeen
Insuline
glucose
suiker in het bloed
suiker dat is opgeslagen
Bloedsuiker verhogend
Bloedsuiker verlagend

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Welke van onderstaande stoffen is een hormoon
A
Insuline
B
Glycogeen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

insuline is als sleuteltje nodig voor de cellen om glucose als brandstof te kunnen gebruiken.

Hoe herken je ketoacidose?
Je hebt dorst en moet veel plassen
Je hebt hoofdpijn en bent moe of slaperig
Je hebt een droge tong en huid
Je hebt buikpijn en spierpijn
Je bent misselijk en/of moet braken
Je lichaam droogt uit (door veel plassen en braken)
Je hebt een snelle ademhaling en zoet ruikende adem (acetongeur)
Je hebt verwijde pupillen en wazig zicht
Kinderen kunnen ineens gaan bedplassen, last krijgen van buikpijn of huilerig worden
Bloedsuikerwaarde 

Slide 7 - Slide

Een normale nuchtere waarde ligt tussen de 4 en de 8 mmol/l. 
Een normale waarde ligt in mg/dl tussen de 80 en 140.
Type I:
  •  lichaam maakt (zeer weinig tot) geen insuline aan. 
  • “absoluut tekort”
  • auto-immuunziekte.
  • diagnose meestal 0-35 jaar (piek 12 jaar)
  • komt meestal niet in de familie voor
  • behandeling: subcutaan insuline
    toedienen, zodat glucose alsnog naar de cellen kan.



Type II:
  •  meer insuline nodig door overgewicht óf meer insuline nodig door afnemende gevoeligheid voor insuline door verouderingsproces (ouder worden)
  •  “relatief tekort”
  •  Erfelijkheid speelt een grotere rol

Slide 8 - Slide

ketoacidose is verzuring van het bloed.

Hoe herken je ketoacidose?
Je hebt dorst en moet veel plassen
Je hebt hoofdpijn en bent moe of slaperig
Je hebt een droge tong en huid
Je hebt buikpijn en spierpijn
Je bent misselijk en/of moet braken
Je lichaam droogt uit (door veel plassen en braken)
Je hebt een snelle ademhaling en zoet ruikende adem (acetongeur)
Je hebt verwijde pupillen en wazig zicht
Kinderen kunnen ineens gaan bedplassen, last krijgen van buikpijn of huilerig worden
Maar wat nu als de hypo zo ernstig is dat de patiënt al erg suf is of zelfs buiten bewustzijn, wat zou je dan voor actie inzetten om het suikergehalte omhoog te krijgen? 

Slide 9 - Slide

112 bellen --> U1 urgentie (ernstige hypo vermoed)
Honing of stroop aan binnenkant wang smeren met je vinger
Glucagon injectie toedienen!! (zie volgende dia)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Behandeling
1. Diabetes zo goed mogelijk instellen om klachten te voorkomen:
  • Medicijnen, zoals insuline/metformine
  • Gezonde leefstijl (afvallen, bewegen, dieet)

Bloedsuiker zo stabiel mogelijk houden om complicaties te voorkomen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Behandeling
2. Complicaties zo vroeg mogelijk opsporen:
-Driemaandelijkse controle bloedsuiker
-Dagelijks controleren van voeten
-1/2/3-jaarlijks oogonderzoek
-Regelmatig bloeddruk meten

3. Behalve de diabetes andere risicofactoren van hart- en vaatziekten in kaart brengen en indien mogelijk daar iets aan doen 

Slide 12 - Slide

Driemaandelijkse controle bloedsuiker
Dagelijks controleren van voeten
1/2/3-jaarlijks oogonderzoek
Regelmatig bloeddruk meten
Hyperglykemie: te hoge bloedsuiker

  • Te weinig insuline of nog geen behandeling

  • Kan leiden tot hyperglykemisch coma (lage bloeddruk, acetongeur)
Hypoglykemie: Te lage bloedsuiker

  • Teveel sporten, teveel insuline of te weinig eten
  • Hongergevoel, bibberen, transpireren, onrust, agressie
  • Eventueel een hypoglykemisch coma...

Slide 13 - Slide

Complicaties 
Hyperglykemisch aciodotisch coma

- Coma met te hoge bloedsuikerspiegel en te zure (‘acid’) samenstelling van het lichaamsvocht
- Ontstaat heel geleidelijk
- Behandeling ingewikkeld en gebeurt in het ziekenhuis

Hypoglykemisch coma

- Patiënt voelt het vaak aankomen
- Kan snel ontstaan
- Suiker eten of intraveneus toedienen suikeroplossing of intramusculair glucagon

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Complicaties op lange termijn
Normale functioneren van lichaam is verstoord:
  • Verhoogde kans op infecties 
  • Diabetische voet/ open been (neuropathie)
  • Oogafwijkingen (retinopathie)
  • Nefropathie
  • Vaatafwijkingen (hart- en vaatziekten,
      necrose aan been)

Slide 15 - Slide

H 5.7.3 medische kennis 
Met name in combinatie met andere risicofactoren is het risico opa Atherosclerose(slagaresverkalking) vergroot en dus de gevolgendaarvan.
Neuropathie: beschadiging van zenuwen in het lichaam. Verminderde gevoeligheid (sensibiliteit) in de benen.
Nefropathie: achteruitgang nierfunctie. Regelmatig controleren op hypertensie. Diabetische nefropathie voorkomen -> regelmatig controle op eiwitten
Retinopathie: beschadiging van het netvlies, regelmatig controle oogarts Diabetische retinopathie
Infecties: relatieve lage weerstand omdat witte bloedcellen minder goed functioneren. Bijv. urineweginfecties, furunkels (steenpuisten)
Diabetische voet: door neuropathie vallen wondjes niet op door artheosclerosein bloedvoorziening slecht. Bemoeilijkt wondgenezing. Gangreen= afgestorven weefsel.
Vooral als DM samen gaat met andere risicofactoren is de kans op artherosclerose en daaruit voortkomende complicaties vergroot.
Insuline
subcutaan
100 IE/ml
 

Slide 16 - Slide

Subcutaan: omdat het een eiwit is en anders wordt afgebroken in maag/darm kanaal
Insuline is wereldwijd ALTIJD 100 internationale eenheden per milliliters, de patiënt dient vaak toe in eenheden met een insulinepen 


insuline 
WEWe
Welke soort insuline zou je wanneer toedienen?

Slide 17 - Slide

UKW: ultra kort werkend
KW: kort werkend
MLW: middel lang werkend
LW: lang werkend

Insuline
Werking
Stofnaam
merknaam
snelwerkend
Insuline lispro
Humalog
middellang werkend
Insuline aspart
Novorapid
Langwerkend
Insuline glargine
Lantus
Mix
Novomix

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is de belangrijkste bijwerking van insuline therapie
A
Hyper
B
Hypo

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de belangrijkste voorwaarde voor het gebruik van bloedglucoseverlagende middelen?

A
Dat de lever nog deels werkt
B
Dat de lever dit niet afbreekt
C
Dat het duodenum insuline kan opnemen
D
Dat de alvleesklier nog werkt

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Instructie bij ontregeling DM 
- Bloedsuiker meten
- Toezicht houden

- Hypo? --> ieder half uur prikken
- Hyper? --> iedere 2 uur prikken
In sommige gevallen is het normaal dat de DM wat ontregeld - bijvoorbeeld bij infecties en/of gebruik Prednison


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Insuline gebruik:
- Als je niet weer hoeveel er precies is gespoten - niet zomaar bij laten spuiten
Na 4 uur bloedsuiker meten (dan is kortwerkende insuline uitgewerkt) 


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

En wat nu als je het niet weet??
Wat doe je als je niet weet of je met een hypo of een hyper te maken hebt en de patiënt heeft wel allerlei klachten, maar is niet in staat te meten? 

Wat doe je dan? 
En waarom? 

Slide 23 - Slide

Behandelen als een hypo en dus suiker toedienen...
Bleek het een hypo, dan zal de patiënt opknappen.
Bleek het toch een hyper, dan zal het extra toegediende suiker niet zo veel uitmaken
2-4-6 regel bij klachten hyper
(nooit zelfstandig adviseren - altijd in overleg met arts of POH/verpleegkundige) 
- Eerst gemaakte plan opvolgen - dit niet doorkuizen

Iedere 2 uur meten
> 15 mmol/L - 4 EH spuiten (kortwerkende insuline)
>20 mmol/L - 6 EH spuiten (kortwerkende insuline)



Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Vragen vragen vragen!!!
Bij dit onderwerp is het heel erg van belang dat je een goed toestandsbeeld krijgt: vragen vragen vragen dus!

Welke vragen zijn sowieso van groot belang om altijd te stellen bij DM? 

Slide 25 - Slide

ABCD veilig stellen - bewustzijn (D) AVPU
(Kortademigheid (bij insulinegebruik) (B) 

WHAM:
Waarde!!! METEN IS WETEN!! (vraag ook door, wanneer is dit gemeten? nog niet gemeten? waarom niet? kan dat nu alsnog?)
Tabletten of insuline?? Vraag DOOR:
Is dit al ingenomen, wanneer? hoeveel? dit is voor de arts/POH erg belangrijke informatie 
Wat is er anders dan anders?
Beloop?
Wat voor actie heeft patiënt al ingezet? met welk resultaat? 
Hoe is het gedrag van de patiënt

Slide 26 - Link

This item has no instructions