Paragraaf 2.4 Blessures

Paragraaf 2.4 Blessures
5.6 - Blessures
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Paragraaf 2.4 Blessures
5.6 - Blessures

Slide 1 - Slide

Doelen van de les
Leerdoelen 5.6:
- Je kunt uitleggen wat een blessure is en in welke situatie blessures ontstaan
- Je kunt de verschillende blessures bij botten, gewrichten en spieren beschrijven
- Je kunt uitleggen hoe je blessures voorkomt. 

Slide 2 - Slide

Blessures
Beschadigingen aan bot, gewricht of spier.
Kan ook ontstaan door overbelasting.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Botblessure
Botten kunnen breken
Verholpen door operatie of door te zetten
Dit is afhankelijk van hoe ernstig de breuk is


Slide 5 - Slide

Botblessure
Botten kunnen breken
Verholpen door operatie of door te zetten
Dit is afhankelijk van hoe ernstig de breuk is

Zetten: arts 'zet' de botdelen tegen elkaar zoals ze horen, en verbind dat deel van je lichaam met gips. Hierdoor kunnen de botdelen niet bewegen, en groeien ze weer aan elkaar.

Slide 6 - Slide

Gewrichtsblessure
Ontwrichting - Gewrichtsknobbel schiet uit gewrichtskom; gewrichtskapsel en -banden rekken hierdoor uit
Verstuiking - gewrichtsband rekt uit doordat een gewricht te ver door buigt (voorbeeld: dubbelgeklapte enkel)

Slide 7 - Slide

Knieblessures
Meniscus blessure - meniscus kan scheuren: voetbalknie. Vocht in de knie, hierdoor minder buigzaam. Verholpen door slijpen of verwijderen van de meniscus
Knieband/kruisband blessure - Gewrichtsband scheurt in of af, hierdoor wordt het gewricht minder stevig.

Slide 8 - Slide

Spierpijn
De afvalstoffen die overblijven na verbranding blijven in de spier hangen en moeten worden afgevoerd. Dit gebeurt door het stromen van bloed.

Soms blijven afvalstoffen achter, omdat ze niet snel genoeg kunnen worden afgevoerd

Slide 9 - Slide

Spierblessure
Bij gebruik spieren vindt verbranding plaats. Wat is verbranding ook alweer?

Slide 10 - Slide

Wat is de formule van verbranding?
A
Water + glucose -> energie + zuurstof + koolstofdioxide
B
zuurstof + glucose -> energie + koolstofdioxide + water
C
Glucose + koolstofdioxide -> energie + water + zuurstof
D
Water + koolstofdioxide -> energie + glucose + zuurstof

Slide 11 - Quiz

Spierblessure
Spierpijn - Achtergebleven afvalstoffen in de spieren
Spierkramp - Een grote ophoping van afvalstoffen. Hierdoor wordt de spier hard en/of trekt plotseling samen
Spierscheur - Kan ontstaan door met kramp de spier blijven aanspannen. Kan ook plotseling ontstaan (Zweepslag)

Slide 12 - Slide

Spierblessure
Kneuzing - Geknapte spiervezel of bloedvat (dit laatste zie je als blauwe plek)

Voor alle spierblessures geldt: rustig aan doen en koelen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Blessures voorkomen
Beschermende kleding - helm, scheenbeschermer, enz.
Intapen - Gewricht omwikkelen met linnen band. 'Extra gewrichtsbanden', helpt met extra stevigheid
Warming-up
Cooling-down

Slide 15 - Slide

Blessures voorkomen
Warming-up - Spieren opwarmen, bloed gaat stromen, bloedvaten worden breder -> afvalstoffen kunnen beter weg tijdens intensief trainen

Slide 16 - Slide

Blessures voorkomen
Cooling-down - Spieren blijven actief, hierdoor stroomt bloed beter en kunnen resterende afvalstoffen beter weg. Hierdoor voorkom je spierpijn of kramp

Slide 17 - Slide

Voordelen van sport
Sterkere botten
Minder kans op blessures (je traint namelijk je botten, gewrichten en spieren)
Betere weerstand (dus minder snel ziek)

Slide 18 - Slide

Een botbreuk moet altijd geopereerd worden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Wat is een blessure aan het gewricht?
A
kneuzing
B
ontwrichting
C
bloeduitstorting
D
blauwe plek

Slide 20 - Quiz

Wat is geen knieblessure?
A
Afgescheurde kruisband
B
Gescheurde meniscus
C
Knieschijf kneuzing
D
Ingescheurde knieband

Slide 21 - Quiz

Wie heeft sneller een botbreuk?
A
baby
B
puber
C
bejaarde
D
kleuter

Slide 22 - Quiz


De lichaamshouding hiernaast is goed
A
Waar
B
Niet waar
C
Weet ik niet
D
Voor jongeren wel, voor ouderen niet

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Link