Taalkundig ontleden: hww, zww, blw, olw, znw, bnw

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welke woordsoorten ken je al?

Na vandaag:

kun je een hww, zww, blw, olw, znw en bnw benoemen in een zin

Hulpwerkwoord & zelfstandig werkwoord

Zelfstandig werkwoord

Het belangrijkste werkwoord van de zin. Het is er altijd maar één. Als er meerdere werkwoorden in de zin staan, schuift het zww naar achteren (vdw heeft voorrang op inf).

Hulpwerkwoord

Alle overige werkwoorden in de zin.

Gisteren hebben Julia en Cato hun boeken naar de bibliotheek gebracht.
Wat is (hebben)?

1. hww
2. zww

Gisteren hebben Julia en Cato hun boeken naar de bibliotheek gebracht.
Wat is (gebracht)?

1. hww
2. zww

Bel jij hem vanavond nog even op?
Wat is het zww?

1. Bel
2. Bel op
3. Bel jij op
4. jij op

Wanneer zou hij op vakantie geweest zijn?
Hoeveel werkwoorden?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wanneer zou hij op vakantie geweest zijn?
Wat is (zou)?

1. hww
2. zww

Wanneer zou hij op vakantie geweest zijn?
Wat is (geweest)?

1. hww
2. zww

Wanneer zou hij op vakantie geweest zijn?
Wat is (zijn)?

1. hww
2. zww

Bepaald en onbepaald lidwoord

Bepaald lidwoord: de, het

Onbepaald lidwoord: een

Hebben zij jou de pizza gebracht?
Wat is (hebben)?

1. hww
2. zww
3. olw
4. blw

Hebben zij jou de pizza gebracht?
Wat is (de)?

1. hww
2. zww
3. olw
4. blw

Hebben zij jou de pizza gebracht?
Wat is (gebracht)?

1. hww
2. zww
3. olw
4. blw

Vandaag zou hij een vis gevangen hebben.
Wat is (zou)?

1. hww
2. zww
3. olw
4. blw

Vandaag zou hij een vis gevangen hebben.
Wat is (een)?

1. hww
2. zww
3. olw
4. blw

Vandaag zou hij een vis gevangen hebben.
Wat is (gevangen)?

1. hww
2. zww
3. olw
4. blw

Vandaag zou hij een vis gevangen hebben.
Wat is (een)?

1. hww
2. zww
3. olw
4. blw

Vandaag zou hij een vis gevangen hebben.
Wat is (hebben)?

1. hww
2. zww
3. olw
4. blw

Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig naamwoord

Kun je een lidwoord voor zetten. Ook namen!

Bijvoeglijk naamwoord

Zegt iets over een znw. Het geeft een eigenschap of een kenmerk aan. 

Voorbeeld

Heeft Eva     gisteren in Eindhoven een nieuwe fiets gekocht?

hww    znw                              znw           olw    bnw      znw      zww

(Droomt) juf Myrthe van een lange vakantie naar Amerika?

1. zww
2. hww
3. znw
4. bnw

Droomt (juf) Myrthe van een lange vakantie naar Amerika?

1. zww
2. hww
3. znw
4. bnw

Droomt juf (Myrthe) van een lange vakantie naar Amerika?

1. zww
2. hww
3. znw
4. bnw

Droomt juf Myrthe van (een) lange vakantie naar Amerika?

1. olw
2. blw
3. znw
4. bnw

Droomt juf Myrthe van een (lange) vakantie naar Amerika?

1. olw
2. blw
3. znw
4. bnw

Droomt juf Myrthe van een lange (vakantie) naar Amerika?

1. olw
2. blw
3. znw
4. bnw

Droomt juf Myrthe van een lange vakantie naar (Amerika)?

1. olw
2. blw
3. znw
4. bnw

Welke woordsoort vind je nog lastig?

hww / zww

olw / blw

znw / bnw

geen