Les 7 Resultaten en Liquiditeiten

Heb je nog goede voornemens?
A
Nee
B
Meer aan school
C
Meer sporten
D
Minder uitgeven
1 / 34
next
Slide 1: Quiz
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Heb je nog goede voornemens?
A
Nee
B
Meer aan school
C
Meer sporten
D
Minder uitgeven

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Veel huiswerk gedaan/geleerd in de vakantie?
A
0
B
Beetje
C
Redelijk
D
Best veel

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Heb je nog wat gekregen van Sinterklaas?

Slide 3 - Mind map

Praat met de leerlingen over het thema feest.
  • Waar denken de leerlingen aan bij het woord feest?
  • Welke soorten feesten kennen de leerlingen (van sinterklaas tot Suikerfeest).
  • Vraag de leerlingen naar hun eigen verjaardag.
  • Wat ga je allemaal doen bij je verjaardag vieren?
  • Wat eet je bij welk feest? Een taart als je jarig bent... een chocolade letter met Sinterklaas etc...
  • Gevoelens over verjaardag en feesten.
In januari kosten, uitgave of beide?
A
kosten
B
uitgave
C
beide

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

kosten, uitgave of beide
A
kosten
B
uitgave
C
beide

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

kosten, uitgave of beide
A
kosten
B
uitgave
C
beide

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

kosten, uitgave of beide
A
opbrengsten
B
inkomsten
C
beide

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Bedrijf starten: De begroting
1. De liquiditeitsbegroting
- geeft inzicht in de verwachte liquiditeitspositie van de onderneming
- alles wat invloed heeft op liquide middelen wordt meegenomen, dus:
- alle verwachte uitgaven en ontvangsten 

2. De resultatenbegroting
- geeft inzicht in het verwachte resultaat van de onderneming
- alles wat invloed heeft op het resultaat wordt meegenomen, dus:
- alle verwachte opbrengsten en kosten (permanentie: toekennen aan betreffende periode)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Quiz V5 beco
Komt het op de liquiditeitsbegroting van december?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe machine gekocht voor €10.000 op 1 december en meteen betaalt(aanschafkosten).
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De machine heeft de maand december €60 afschrijvingskosten
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Omzet is in de maand december €50.000 contant(contante omzet)
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Inkoopwaarde van de omzet is €20.000 in de maand december een maand krediet
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Leveranciers hebben 2 maanden krediet gekregen in augustus voor €1.000
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Balans
W&V
Liquiditeits-overzicht
Ontvangsten
Bezittingen
Opbrengsten
Vermogen
Kosten
Uitgaven

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Kosten
Opbrengsten
geen kosten of opbrengsten
Loonkosten
Omzet
Afschrijving
Aflossing
Interestkosten
Huurbetaling
BTW

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Oefening


Geef aan hoe het financiële gegeven zal worden opgenomen op de liquiditeitsbegroting en / of de resultatenbegroting voor de maand januari 2019

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


A
1.452 kosten op RB 100 uitgaven op LB
B
1.200 uitgaven op LB 100 kosten op RB
C
1.452 uitgaven op LB 100 kosten op RB
D
1.452 uitgaven op LB 121 kosten op RB

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


A
21.780 uitgaven op LB 21.780 kosten op RB
B
18.000 kosten op RB 18.000 uitgaven op LB
C
21.780 uitgaven op LB 250 kosten op RB
D
18.000 uitgaven op LB 250 kosten op RB

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

TIPS
- verandert kas of banksaldo? dan altijd opnemen in de liquiditeitsbegroting
- tijdstip van ontvangst / uitgave is bepalend voor toegekende periode op de liquiditeitsbegroting
- permanentie (op welke periode heeft opbrengst / kostenpost betrekking?) is uitgangspunt van de resultatenbegroting
- ontvangsten en uitgaven zijn inclusief BTW (indien van toepassing)
- opbrengsten en kosten zijn exclusief BTW
- ontvangst / uitgave is vaak ook opbrengst / kostenpost maar dit hoeft niet!

Slide 20 - Slide

This item has no instructions


A
1.000 uitgaven op LB 1.000 kosten op RB
B
1.210 kosten op RB
C
1.210 uitgaven op LB 1.000 kosten op RB
D
1.000 kosten op RB

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions


A
7.260 uitgaven LB 7.260 kosten RB
B
7.260 uitgaven LB 2.000 kosten RB
C
7.260 uitgaven LB 6.000 kosten RB
D
7.620 uitgaven LB 2.420 kosten RB

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions


A
50.000 uitgaven LB 50.000 kosten RB
B
48.400 uitgaven LB
C
40.000 uitgaven LB 40.000 kosten RB
D
60.500 uitgaven LB

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions


A
30.000 uitgaven op liquiditeitsbegr.
B
20.000 kosten op resultatenbegr.
C
30.000 ontvangsten op liquiditeitsbegr.
D
50.000 opbrengsten op resultatenbegr.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions


A
2.480 uitgaven LB 480 kosten RB
B
2.000 uitgaven LB 2.160 kosten RB
C
2.480 uitgaven LB 160 kosten RB
D
2.000 uitgaven LB 160 kosten RB

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions


A
133.100 ontvangsten op LB 110.000 opbrengsten op RB 66.000 kosten op RB
B
110.000 ontvangsten op LB 110.000 opbrengsten op RB 66.000 kosten op RB
C
140.000 ontvangsten op LB 140.000 opbrengsten op RB 84.000 kosten op RB
D
133.100 ontvangsten op LB 140.000 opbrengsten op RB 84.000 kosten op RB

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Quiz
Komt het op de resultatenbegroting van december?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe machine gekocht voor €10.000 op 1 december.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

De machine heeft de maand december €60 afschrijvingskosten
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Omzet is in de maand december €50.000
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Verbanden tussen beginbalans en verwachte eindbalans
begin
balans
(verwachte)
eind
balans
Liquiditeitsbegroting
resultatenbegroting

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Verkopen op rekening voor €2.200 met een inkoopwaarde van €1.000
A
Debiteuren stijgen met €2.200, de voorraad daalt met €1.000 en het EV stijgt met €1.200
B
Bank stijgt met €2.200, de voorraad daalt met €1.000 en het EV stijgt met €1.200
C
Debiteuren stijgen met €2.200 en de voorraad stijgt met €2.200
D
Crediteuren dalen met €2.200 en de voorraad stijgt met €2.200

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Verkopen via bank voor €2.000 met een inkoopwaarde van €1.200.
A
De bank stijgt met €2.000 en het EV stijgt met €2.000.
B
De bank stijgt met €2.000 en de voorraad daalt met €2.000.
C
De bank stijgt met €2.000, de voorraad daalt met €1.200 en het EV stijgt met €800.
D
De bank stijgt met €2.000 en de voorraad daalt met €1.200.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions