§1.1 Nederland industrialiseert

De industriële samenleving in Nederland

§1.1 Nederland industrialiseert
In deze les kun je 15 punten halen!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De industriële samenleving in Nederland

§1.1 Nederland industrialiseert
In deze les kun je 15 punten halen!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Ter introductie eerst even een voorleesverhaaltje:

Het is 1851. In Londen wordt een tentoonstelling gehouden waar landen over de hele wereld laten zien hoever zij zijn met de industrie. Deze wereldtentoonstelling is in Crystal Palace, een 'kristallen paleis' (zie plaatjes hiernaast). Dit paleis is heel bijzonder, omdat het helemaal van glas en ijzer is gemaakt. Met de bouw van dit paleis kan Engeland aan de 6 miljoen bezoekers van over de hele wereld laten zien hoe ver zij voor lopen  op het gebied van industrialisatie in vergelijking tot andere landen.  
Engeland is het land waar de stoommachine is uitgevonden, waar de eerste stoomtrein rijdt en miljoenen mensen gaan in grote industriesteden onder rokende schoorstenen wonen (verstedelijking). Engeland is hard op weg om te veranderen van een landbouwstedelijke samenleving naar een  industriële samenleving te worden.

Maar waarom is juist in Engeland de industrialisatie gestart en wanneer kwam de industrie op in Nederland
Volgende dia: leerdoelen.

Slide 3 - Slide

Leerdoelen. Aan het eind:
Volgende dia: Wat is de Industriële revolutie? - High Speed History (0:50) met daarna 1 quizvraag.
- kun een uitgebreide omschrijving met meerdere kenmerken geven van de industriële revolutie

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Twee uitspraken:

1. Een oorzaak van de industriële revolutie is dat mensen massaal verhuizen van het platteland naar de stad.

2. De industriële revolutie begon in de 19e eeuw in Engeland.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 6 - Quiz

Oorzaken industrialisatie in Engeland:
In Engeland begint de Industriële Revolutie (1760-1900)
Revolutie= een grote verandering in een korte tijd).
- De revolutie onstond door de uitvinding van de stoommachine.




Van kleinschalige en handmatige (textiel)productie  met spierkracht m.b.v weefgetouwen en spinnenwielen in huis (huisnijverheid) ......
... naar grootschalige en machinale productie met stoomkracht in fabrieken. Later stappen fabrieken over naar machines met elektro - en benzinemotoren.  
J. Watt is de  uitvinder van de stoommachine.

Slide 7 - Slide

Waarom loopt Nederland met de 
industriële revolutie hopeloos achter?
Oorzaken:
1. Nederland denkt dat de industrialisatie helemaal niet nodig is, we verdienen al genoeg met de landbouw en de wereldhandel! Er wordt al veel verdiend met producten uit de kolonie Nederlands-Indië, zoals koffie en thee.
2. Om een fabriek met machines aan te schaffen, heb je veel geld nodig. Beleggers durven niet in de industrie te investeren, want de opbrengsten zijn nog onzeker.
3. Steenkool is de belangrijkste energiebron voor de industrie, maar Nederland heeft weinig steenkool in de grond .

Maar dan gaat onze koning en dictator Willem I (1777-1838) investeren in de aanleg van verharde wegen, spoorwegen en kanalen. De bijnaam van koning Willem I is dan ook 'de kanalenkoning'. 
Gevolg is een transportrevolutie. 
Volgende dia: Filmpje: Hoe ontstond de transportrevolutie in Nederland onder koning en dictator Willem I? (2:52) met 1 quizvraag

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Tijdens de periode van koning en dictator Koning Willem I ontstond een transportrevolutie.

Welk voorbeeld van de transportrevolutie in de buurt van Zwolle werd genoemd tijdens het filmpje?
A
De bouw van een treinstation
B
De aanleg van een verharde weg
C
De aanleg van een kanaal
D
De aanleg van een treinspoorlijn

Slide 10 - Quiz

De dienstensector
Alle bedrijvigheid in de fabrieken (vooral in Twente en Noord-Brabant) leverde ook veel banen op buiten de fabrieken, zoals toezichthouders, boekhouders, administrateurs, notarissen, telefonisten, verzekeraars.
Uiteindelijk groeit het aantal arbeiders in de dienstensector harder dan het aantal arbeiders in de industrie. 

Twee verklaringen groei dienstensector in Nederland: 
1. Nederland profiteert van wereldhandel, vooral de route haven Rotterdam via de Rijn naar grote industriesteden in het Ruhrgebied (West-Duitsland) groeit. Gevolg is toenemende werkgelegenheid in veel verschillende vakgebieden. 
2. Bevolkingsgroei door betere medische voorzieningen en aanleg drinkwaterleidingen. Gevolg: genoeg arbeidskrachten en ook meer klanten voor bedrijven. Ook stijgen de lonen, waardoor mensen producten (bv biscuit en zeep) kunnen kopen.
De verdeling van de beroepsbevolking in Nederland.
Waar ligt het Ruhrgebied?
Ondertussen nam het werk in de landbouwsector af door mechanisatie (machines nemen het werk over van de boer) + uitvinding van de kunstmest.
Volgende dia: uitlegfilmpje (+ 9 min) met quizvragen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Dit hoofdstuk gaat over tijdvak 8 'Burgers & Stoommachines'.

Van wanneer tot wanneer loopt dit tijdvak?
A
1700 - 1800
B
1800 - 1900
C
1900 - 1950
D
1950 tot nu

Slide 13 - Quiz

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 14 - Quiz

Welk woord hoort bij het plaatje hiernaast?
A
Huisnijverheid
B
Schietspoel
C
mechanisatie
D
transportrevolutie

Slide 15 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze betekenis:

"Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850"
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 16 - Quiz

Sleep de omschrijvingen naar het juiste plaatje:
De schietspoel van John Kay.
De Spinning Jenny van James Heargraves
Het waterframe van Richard Arkwright.
De stoommachine van James Watt

Slide 17 - Drag question

Welke uitvinding had tot gevolg dat fabrieken zich in steden gingen vestigen?
A
De stoommachines
B
De schietspoel
C
De spinning Jenny
D
Het waterframe

Slide 18 - Quiz

De eerste fabrieken werden gebouwd...
A
Op grote industrieterreinen
B
Bij snel stromende rivieren
C
Dichtbij de steden
D
In de kolonies

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 21 - Quiz

Bij welk antwoord staan de landen in de juiste tijdsvolgorde als het gaat om de start van de industriële revolutie?
A
Nederland --> België --> Engeland
B
België --> Engeland --> Nederland
C
Engeland --> België --> Nederland
D
Engeland --> Nederland --> België

Slide 22 - Quiz

Wie is de uitvinder van de gloeilamp?
A
Edison
B
Bell
C
Watt
D
Philips

Slide 23 - Quiz

Twee uitspraken:
1. Rond 1800 eindigde de vroegmoderne tijd en begon de moderne tijd.

2. De eerste stoomlocomotief in Nederland heette 'de Arend' (zie plaatje) en reed tussen Haarlem en Amsterdam.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 24 - Quiz

Door de industrialisatie groeide de dienstensector ook snel. Waarom is dit, denk je?
A
Veel mensen haten werken in de fabriek dus zoeken iets anders
B
Fabrieken hebben ook technische mensen en administratieve mensen nodig
C
Er zijn steeds meer bedrijven die diensten willen verlenen aan arme arbeiders
D
Mannen moesten in dienst (het leger) om ontevreden arbeiders onder de duim te houden.

Slide 25 - Quiz

Vul in: oorzaak of gevolg?

1 Tussen 1850 en 1900 groeide de Nederlandse bevolking van drie miljoen naar vijf miljoen inwoners.
Dit was een van de ............... van de sterke groei van de industrie.

2 Vanaf circa 1895 nam de werkgelegenheid in de Nederlandse dienstensector opvallend snel toe.
Dit was een van de ................ van de toenemende industrialisatie.
A
1. oorzaken, 2. gevolgen
B
1. oorzaken, 2. oorzaken
C
1. gevolgen, 2. gevolgen
D
1. gevolgen, 2. oorzaken

Slide 26 - Quiz

Voeg tenslotte hieronder via google-afbeeldingen een foto toe die volgens jou prima bij deze les past:

Slide 27 - Open question