Par. 5.3 De verspreiding van het christendom

Leerdoelen opschrijven
3. Hoe en waarom werkten vorsten en geestelijken samen?
4. Hoe werd het christendom verspreid?

Klaar? Leer de begrippen op blz. 113
timer
3:00
1. Om welke vier redenen waren kloosters belangrijk?
2. Hoe was het leven in een klooster?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Leerdoelen opschrijven
3. Hoe en waarom werkten vorsten en geestelijken samen?
4. Hoe werd het christendom verspreid?

Klaar? Leer de begrippen op blz. 113
timer
3:00
1. Om welke vier redenen waren kloosters belangrijk?
2. Hoe was het leven in een klooster?

Slide 1 - Slide

Vandaag
1. Uitleg par. 5.3
2. Leerdoelen beantwoorden
3. Filmpje kijken
4. Afsluiten




Slide 2 - Slide

Studiewijzer
08/04 Par. 5.1 Het rijk van Karel de Grote
10/04 Par. 5.1 Het rijk van Karel de Grote
15/04 Par. 5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving
17/04 Par. 5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving
MEIVAKANTIE
06/05 Par. 5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving
08/05 -
13/05 Par. 5.3 De verspreiding van het christendom
15/05 Par. 5.3 De verspreiding van het christendom
20/05 SO par. 5.1 t/m 5.3
22/05 Par. 6.1 De middeleeuwse stad
27/05 Par. 6.1 De middeleeuwse stad
Hemelvaart
03/06 Par. 6.2 Het koninkrijk Engeland
05/06 Par. 6.2 Het koninkrijk Engeland
10/06 Par. 6.3 Centralisatie in Frankrijk
12/06 Par. 6.3 Centralisatie in Frankrijk
17/06 Par. 6.3 Centralisatie in Frankrijk
19/06 Herhalingsles
24/06 Organisatiedag

TWT 4
Par. 6.1 t/m 6.3

Slide 3 - Slide

Hoe ontstaan kloosters?
  • Bisschoppen namen de macht over van de Romeinse leiders > de kerk kreeg meer politieke macht.
  •     Niet iedere christenen is blij met de groei van kerkelijke macht. Volgens hen moest je vooral je best doen om te zorgen dat je na het leven in de hemel komt. 
  • De wereld was zo slecht, dat ze niets mee te maken willen hebben. 
  • Ze willen geen rijkdom, aanzien een macht, maar hun leven geven aan God.

Slide 4 - Slide

Kloosters
Deze mensen gingen wonen in kloosters.
Monniken: mannenklooster
nonnen: vrouwenklooster

Ze beloofden dat:
  • ze zouden leven in armoede en in kuisheid (zonder seks)
  • ze gehoorzaam zouden zijn aan het hoofd van het klooster, zoals de abt (man) of abdis (vrouw).

Slide 5 - Slide

Het leven in een klooster
  • Monniken en nonnen brachten hun tijd door met bidden.
  • Er waren de hele dag missen: plechtige bijeenkomsten met gezang en gebeden. Aanwezigheid was verplicht (behalve als je ziek of heel oud was).
  • Mensen helpen, bijvoorbeeld zieke mensen verzorgen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Het leven in klooster
  •     Kloosters gaven onderdak aan pelgrims en andere reizigers.
  • Teksten en boeken kopiëren (christelijke en uit de Oudheid)
  • Kloosters werden steeds rijker, doordat koningen en edelen geld, kostbaarheden en grond schonken aan de kloosters. Op den duur bezaten veel kloosters grote domeinen, waar horigen het werk deden.

Slide 8 - Slide

De drie standen
In de middeleeuwen had je in de samenleving drie standen:
Geestelijken
Adel
Boeren
Elke groep heette  een stand. Letterlijk waar jij staat in de maatschappij, wat jouw plek is. 

Slide 9 - Slide

Drie sociale groepen/ standen: de standenmaatschappij
  • Geestelijken: bieden 
Hoge geestelijken: paus, bisschoppen en abten. Ze leefden als edelen.
Lage geestelijken: monniken, nonnen, priesters. Ze leefden tussen de normale mensen, met een gezin en een boerderijtje.

  • Edelen: vechten
  • Boeren: werken

Iemands afkomst bepaalde wat hij was. 

Slide 10 - Slide

De samenleving was verdeeld
  • Kloosterlingen waren geestelijken: iemand die in dienst is van de kerk, zoals een bisschop, priester of non.
  •     Leken: een (gewone) gelovige die geen geestelijke is.
  •  

Slide 11 - Slide

Opdrachten maken en bespreken
Werkboek, blz. 120 en 121, opdrachten 3 t/m 6
Max. 15 minuten
Zelfstandig en in stilte
Eerder klaar? Antwoord de leerdoelen en leer de begrippen van blz. 113 uit je hoofd.
timer
15:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Koning Clovis laat zich dopen
  • De meeste Germanen waren christenen, maar behoorden niet tot dezelfde stroming als de paus.
  • De Franken waren geen christenen.
  • 496: Clovis, koning van de Franken, laat zich dopen. Hij werd katholiek. 
  • Hierdoor kreeg hij meer steun van de oorspronkelijk bevolking van Frankrijk (bijv. van de bisschoppen).
  • Na zijn doop moest alle Franken christenen worden.

Slide 14 - Slide

De bekering van Clovis 
  • Bisschoppen hielpen hem met het besturen van het land.
  • Bisschoppen vertelde de mensen dat de koning was gekozen door God.
  • De koning regeerde namens God en daarom moest het volk gehoorzamen.
  • De koning hielp de bisschoppen en de paus (denk aan Karol de Grote die de paus hielp).
  •     Koning stuurt missionarissen om het christendom verder te verspreiden, vaak met geweld.

Slide 15 - Slide

De bekering van Europa
  • De Friezen en Saksen geloven nog in Germaanse Goden.
  • Willibrord (Engelse missionaris) begon de Friezen te bekeren in 690.
  •  Liet kerken bouwen op plekke die voor de Friezen heilig waren. 
  • De Friezen kwamen in opstand en vielen christelijke nederzettingen en kerken aan.
  • Willibrord had weinig succes.

Slide 16 - Slide

Bonifatius
  • Engelse missionaris.Predikten aan de Friezen (Nederland en Duitsland)
  • Bonifatius werd door de Friezen vermoord.
  • De christenen zagen hem als martelaar (iemand die sterf voor zijn geloof of er veel persoonlijke offers voor brengt).
  • De Friezen werden pas christelijk toen de Franken hen in een oorlog versloegen en hen daartoe dwongen.

Slide 17 - Slide

Rond het jaar 1000 bijna heel West- Europa Christelijk
  • Wie de oude goden bleef vereren werd ter dood veroordeeld.
  • De Noormannen en de Slavische volken hielden het langst vast aan hun eigen geloof.

Slide 18 - Slide

Leerdoelen beantwoorden
3. Hoe en waarom werkten vorsten en geestelijken samen?
4. Hoe werd het christendom verspreid?

Slide 19 - Slide

FILM

Slide 20 - Slide