Lesson 3.2 15 dec

1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welcome h3p!
1. Put your phone in the phonebag
2. Take your book and notebook out
3. Put your pencil case on your table. 



Today
  • Explain grammar: relative pronouns
       -  Kahoot
  • Work on homework exercises
  • Translate the sentences
  • Quizlet about vocabulary 3.1

Slide 2 - Slide

Please take
your notebook in
front of you

Slide 3 - Slide

Relative pronouns
who
which
that
whose
whom
where
when
persoon
dier, ding
persoon, dier, ding
bezit van persoon/ding
na voorzetsel (to, for, by)
plaatsen
tijden
Na een komma gebruik je nooit 'that'

Slide 4 - Slide

Relative pronouns
  • Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
  • Verbinden twee zinsdelen aan elkaar

Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.





relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun

Slide 5 - Slide

Relative pronouns
Je kunt een betrekkelijk voornaamwoord weglaten (Ø) als:
  • het gaat om who / which / that
  • het niet het onderwerp van de bijzin in
  • er een voornaamwoord achter staat







The flowers which he gave me were beautiful.


The flowers he gave me were beautiful.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Translate
  1. Ik had de man die me gisteren aan het volgen was nog nooit gezien.
     
  2. Ik heb mijn excuses aangeboden aan de vrouw wiens koffie ik morste.
     
  3. Waar is de doos die met de post kwam?
     
  4. Mijn neef Ethan, die bij NASA werkt, is een briljante wetenschapper(=scientist).
timer
4:00

Slide 8 - Slide

Translate
  1. I had never seen the man who/that was following me yesterday. 

  2. I apologised to the woman whose coffee I spilled.
     
  3. Where is the box which/that came in the mail?
     
  4. My cousin Ethan, who works at NASA, is a brilliant scientist.

Slide 9 - Slide

Do the exercises
Work on exercises
Exercise 1 & 3 (GB page 31)
Finished?
- Study vocabulary unit 3.1 (Quizlet/WRTS)
Exercise 1 t/m 3 (WB page 90-91)
Exercise 5 t/m 9 (WB page 92-95)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link