Woordsoorten

Planning
- Nakijken opdracht 1 t/m 7
- Uitleg woordsoorten - bijvoeglijk naamwoord


1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Planning
- Nakijken opdracht 1 t/m 7
- Uitleg woordsoorten - bijvoeglijk naamwoord


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

GRAMMATICA

Twee onderdelen!

1. Zinsontleding 
2. woordsoorten

Slide 6 - Slide

Zinsontleding
Woordsoorten
Zinsontleding

1. Je verdeelt de zin in stukken die bij elkaar horen. Ieder stuk heeft een naam.

De zinsdelen die we kennen zijn:
1. persoonsvorm
2. Gezegde (alle werkwoorden in de zin)
3. Onderwerp


Woordsoorten

1. Je benoemt ieder woord in de zin. 

De woordsoorten die we kennen en gaan oefenen zijn:

1. Werkwoorden
2. lidwoorden
3. zelfstandig naamwoorden

WAT IS HET VERSCHIL?????

Slide 7 - Slide

Wat gaan we doen?
GISTEREN WAREN WE AAN HET OEFENEN MET HET ONDERWERP VAN DE ZIN BENOEMEN - DAT HOORT BIJ ZINSONLEDING

VANDAAG LEREN WE WAT HET BIJVOEGLIJK NAAMWOORD IS - DAT HOORT BIJ WOORDSOORTEN!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Welke woordsoorten ken je?

Slide 10 - Mind map

Woordsoorten

1. werkwoord
2. lidwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord


Slide 11 - Slide

Woordsoorten

Slide 12 - Slide

Werkwoorden

Slide 13 - Slide

Noem drie werkwoorden die als eerste in je opkomen

Slide 14 - Open question

Werkwoorden
Werkwoorden noemen we ook weleens doe-woorden.
Het zijn namelijk dingen die je kunt doen, zoals:

lopen, fietsen, staan, zitten, schrijven, slapen, gamen, eten, wachten......
Er zijn zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

Slide 15 - Slide

Lidwoorden
We hebben in het Nederlands 3 lidwoorden:

de
het
een

Slide 16 - Slide

Het zelfstandig naamwoord
  • Mensen
  • Dieren
  • Planten
  • Dingen
  • Namen
  • Aardrijkskundige namen

Slide 17 - Slide

Het zelfstandig naamwoord
Voor een zelfstandig naamwoord kun je (bijna) altijd een lidwoord (de, het, een) zetten.

Voorbeelden:
de tafel, de auto, het meisje, een hond

Slide 18 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

* Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

* Staat vóór een zelfstandig naamwoord en na het lidwoord

Slide 19 - Slide

Quiz

Slide 20 - Slide

Het woord "een" noemen we een....
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quiz

welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quiz

welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 23 - Quiz

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Quiz

SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame

Slide 25 - Drag question

Lidwoord

noem een lidwoord:

Slide 26 - Open question

De woordsoorten ken ik...
A
nog lang niet
B
een beetje
C
wel aardig
D
goed!

Slide 27 - Quiz

Aan de slag!

Cursus grammatica - paragraaf 5, bijvoeglijk naamwoord
blz. 206-207

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide