H4.8 Spelling les 1 en 2

Hoofdstuk 4.8 Spelling
les 1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2,3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4.8 Spelling
les 1

Slide 1 - Slide

4.8 Spelling
Wat weet je al van werkwoordspelling?
  • hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt;
  • hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt;
  • het voltooid deelwoord van werkwoorden.

Wat ga je leren?
  • het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord;
  • samenstellingen met een tussen -s en tussen -n.
  • 10 dicteewoorden

Slide 2 - Slide

Spoorboekje
Eerst even herhalen
Uitleg: voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Aantekeningen maken
Opdrachten maken

Slide 3 - Slide

't Sexy Fokschaap
ook wel 't kofschip x
eindigt de ik-vorm (stam) op een letter uit het 't x kofschip
>>> dan gebruik je:   -te 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Ik ... (worden) moe van spelling.
pv-tt
A
wordt
B
wort
C
word

Slide 6 - Quiz

Hij .....(onthouden) het gedicht.

pv-tt
A
onthoud
B
onthoudt
C
onthouden
D
onthoudden

Slide 7 - Quiz

Juiste spelling van dit ww in de vt?
Piet en Jan (fietsen) naar huis.
A
Fietste
B
Fietsten
C
Fietsde
D
Fietsden

Slide 8 - Quiz

Juiste spelling van dit ww in de vt?
Wij (belanden) in een lastige situatie.
A
Belanden
B
Belandde
C
Belandden

Slide 9 - Quiz

Juiste spelling van dit ww in de vt?
De docent (verhuizen) vorig jaar naar Breda.
A
Verhuisde
B
Verhuiste
C
Verhuisden
D
Verhuisten

Slide 10 - Quiz

voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
Het eten is aangebrand
 Het aangebrande eten.

Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

Slide 13 - Slide

infinitief
voltooid deelwoord
bijvoeglijk naamwoord
mesten
Het veld is gemest.
Het gemeste veld
huren
het huis is gehuurd.
het gehuurde huis
doden
het dier is gedood.
het gedode dier
redden
Het hert is gered.
Het geredde hert
lopen
De route is gelopen
De gelopen route
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Slide

Dus, zo kort mogelijk:
Het vliegtuig is geland                                Het gelande vliegtuig.


De taart is gebakken.                                    De gebakken taart

Het ijsje is gesmolten                                   Het gesmolten ijsje

Slide 15 - Slide

Aan het werk
Maken opdracht 1-2-3-4 
5-6-7-8 maak je zelfstandig

Slide 16 - Slide

Hoofdstuk 4.8 Spelling
les 2

Slide 17 - Slide

4.8 Spelling


Wat ga je leren?
  • het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord;
  • samenstellingen met een tussen -s en tussen -n.
  • 10 dicteewoorden

Slide 18 - Slide

Spoorboekje
Huiswerk nakijken
Uitleg: samenstellingen met tussen -s of -n
Aantekeningen maken
Opdrachten maken

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Tussen -s
Je schrijft een tussen -s als je die hoort.

station + plein               = stationsplein
personeel + afdeling  = personeelsafdeling
identiteit + bewijs       = identiteitsbewijs
lieveling + dier              = lievelingsdier


Slide 21 - Slide

Trucje bij lastige situaties
-Als je niet hoort of je een tussen –s moet schrijven:
  • dan vervang je het tweede woord van de samenstelling door een woord dat niet met een s-klank begint
  • je hoort dan of je een tussen-s moet schrijven.


Voorbeeld
Stationsstraat met tussen –s, want stationshal
Wandelstraat zonder tussen –s, want wandelpad

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Wel een tussen -n
Je schrijft WEL een tussen- n als...

  • het eerste woord alleen een meervoud op –en heeft

vriend - vrienden - vriendenboek
heer - heren - herenfiets
hond - honden - hondenriem

Slide 24 - Slide

Geen tussen -n  
Je schrijft geen tussen –n als...

  • het eerste woord een meervoud op –s heeft
asperge - asperges - aspergesoep
horloge - horloges - horlogemaker

  • het eerste woord 2 meervouden heeft (op –s en op -n)
vitamine - vitaminen/vitamines - vitaminepil
weide - weides/weiden - weidevogel

Slide 25 - Slide

Geen tussen -n

  • het eerste woord uniek is  (uniek = er is er maar 1 van)
zon - zonnestraal
maan - maneschijn

  • het eerste woord geen meervoud heeft
rijst + pap = rijstepap
tarwe + product = tarweproduct




Slide 26 - Slide

Geen tussen -n
  • het eerste woord het tweede woord versterkt
beer + sterk = beresterk
steek + blind = stekeblind

  • het eerste woord geen znw is
goedemorgen (goed = geen znw) 
Spinnewiel (spinnen = geen znw (maar een ww))

Slide 27 - Slide

Zelf aan de slag!
Maak opdracht 9-10-11

Schrijf de dicteewoorden allemaal een keer
over achter het woord.


Slide 28 - Slide