4.8 spelling

4.8 spelling
Weektaak:
4.8 spelling
Opdracht 1 t/m 13
1 / 23
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.8 spelling
Weektaak:
4.8 spelling
Opdracht 1 t/m 13

Slide 1 - Slide

4.8 spelling
- Je kan voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
- Je kan het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
- Je kan samenstellingen spellen
- Je kan tien dicteewoorden foutloos schrijven.

Slide 2 - Slide

3.8 test jezelf

Slide 3 - Slide

Instapopdracht 1
Maak opdracht 1 van 4.8.
Klaar? Maak alvast opdracht 3

Slide 4 - Slide

4.8 spelling
- Je kan voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
- Je kan samenstellingen spellen
- Je kan tien dicteewoorden foutloos schrijven.

Slide 5 - Slide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Sterke werkwoorden + en
Zwakke werkwoorden zo kort mogelijk

Het gelopen pad.
Het bewandelde pad.

Slide 6 - Slide

De (zinken) boot.
Het (beleven) avontuur.
De (drinken) frisdrank.

Slide 7 - Slide

Weektaak
Werk in stilte aan de weektaak. Snap je iets niet? Ga dan door met iets dat je wel snapt.

Slide 8 - Slide

Weektaak
Als je op schema loopt met de weektaak, heb je na deze les t/m opdracht 4 af.

Slide 9 - Slide

Tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Zelfde regels als voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 10 - Slide

Tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Hangend aan dat touw zwaaide de lamp heen en weer.
De hangende lamp.

Het hart pompte ritmische het bloed door het lichaam.
Het pompende hard.

Slide 11 - Slide

Weektaak
Werk in stilte aan de weektaak. Snap je iets niet? Ga dan door met iets dat je wel snapt.

Slide 12 - Slide

Weektaak
Als je op schema loopt met de weektaak, heb je na deze les t/m opdracht 7 af.

Slide 13 - Slide

Samenstellingen schrijven

Slide 14 - Slide

Tussen -s

Je schrijft een tussen -s als je die hoort.

stationsplein
personeelsafdeling
identiteisbewijs
lievelingsdier


Slide 15 - Slide

Een tussen-s of geen tussen-s?
leven + cyclus
A
wel een tussen-s
B
geen tussen-s

Slide 16 - Quiz

Een tussen -s of geen tussen -s?
A
Dorpsstraat
B
Dorpstraat

Slide 17 - Quiz

Waarom?
Dorpsstraat is met een tussen -s omdat dorpsplein ook met een tussen -s is.

Slide 18 - Slide

Regels
Je schrijft een tussen-n als
- het eerste deel van het woord een znw is 
                                        én
- het znw alleen een meervoudsvorm op -en    
   heeft.

Slide 19 - Slide

Uitzondering
Als het eerste deel iets unieks is
zonnebril - maneschijn
Als het eerste deel geen meervoud heeft 
rijstepap
Als het eerste deel een versterkend woord is
reuzegoed, beresterk, apetrots
Of vaste uitdrukking zoals bullebak, schattebout.

Slide 20 - Slide

Weektaak
Werk in stilte aan de weektaak. Snap je iets niet? Ga dan door met iets dat je wel snapt.

Slide 21 - Slide

Weektaak
Als je op schema loopt met de weektaak, heb je na deze les t/m opdracht 10 af.

Slide 22 - Slide

Totaalopdracht nakijken, test jezelf, weektaak afmaken

Slide 23 - Slide