voordat, nadat, terwijl

Oefenen met bijzinnen
Lesdoel: aan het eind van deze les kun je de conjuncties (voegwoorden) voordat, nadat en terwijl op de juiste manier gebruiken.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NT2MBOISKStudiejaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenen met bijzinnen
Lesdoel: aan het eind van deze les kun je de conjuncties (voegwoorden) voordat, nadat en terwijl op de juiste manier gebruiken.

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je voordat, nadat en terwijl?
Voordat: ik poets mijn tanden, voordat ik naar bed ga.
Ik was de appel, voordat ik hem opeet.
Bij voordat gebeurt de hoofdzin eerst en dan de bijzin. 

Nadat: Ik eet de appel, nadat ik hem gewassen heb.
Ik ga eten, nadat ik gekookt heb.
Bij nadat gebeurt de bijzin eerst en dan de hoofdzin.

Slide 2 - Slide

terwijl 
Terwijl: Kees kookt het eten, terwijl Arie de tafel dekt.
Ik eet een boterham, terwijl ik de krant lees.
Bij terwijl gebeuren er twee dingen tegelijk.


Slide 3 - Slide

Gebruik het goede voegwoord:
Je mag niet praten, ........... je eet.
A
-
B
nadat
C
voordat
D
terwijl

Slide 4 - Quiz

Ik trek mijn jas aan, .......... ik naar buiten ga.
A
nadat
B
terwijl
C
voordat
D
-

Slide 5 - Quiz

Wij doen samen de afwas, .......... we gegeten hebben
A
terwijl
B
nadat
C
voordat

Slide 6 - Quiz

Je moet de aardappels koken, ............. je ze kan eten.
A
nadat
B
voordat
C
terwijl

Slide 7 - Quiz

Je kunt de rijst eten, ............ je de rijst gekookt hebt
A
nadat
B
terwijl
C
voordat

Slide 8 - Quiz

........... de wasmachine klaar is, doe ik de was in de droger.
A
voordat
B
nadat
C
tenzij
D
sinds

Slide 9 - Quiz

Wij zijn niet op tijd klaar met het werk, .......... we extra hulp krijgen.
A
sinds
B
nadat
C
tenzij
D
terwijl

Slide 10 - Quiz

zelf oefenen TaalCompleet
computeropdrachten bij 3.5
Gram || : 20 t/m 27

Slide 11 - Slide