This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Par 10.1
zure, neutrale en basische oplossingen.
Slide 1 - Slide
Deze les:
Deze les een herhaling van stof uit klas 3 over zure, neutrale en basische oplossingen.
Eerst wat vragen:
Slide 2 - Slide
Een zure oplossing heeft een pH van:
A
Groter dan 7
B
7
C
Kleiner dan 7
Slide 3 - Quiz
Een neutrale oplossing heeft een pH van:
A
groter dan 7
B
7
C
kleiner dan 7
Slide 4 - Quiz
Een basische oplossing heeft een pH van:
A
groter dan 7
B
7
C
kleiner dan 7
Slide 5 - Quiz
Waar is een zuur schoonmaakmiddel geschikt voor?
Slide 6 - Open question
Waar is een basisch schoonmaakmiddel geschikt voor?
Slide 7 - Open question
Welke kleur krijgt blauwlakmoes in een zure oplossing?
Slide 8 - Open question
Leg uit wat er met de pH gebeurt van een zure oplossing als je er water bij toevoegt.
Slide 9 - Open question
Leg uit wat er met de pH gebeurt van een basische oplossing als je er water bij toevoegt.
Slide 10 - Open question
Indicator
Met een indicator kun je aantonen of iets zuur of basisch is.
Met universeel indicator papier kun je de pH bepalen.
De afbeelding hiernaast is universeel indicator papier
Slide 11 - Slide
Citroensap heeft een pH van 3. Waarmee kan deze pH zijn bepaald?
A
blauw lakmoespapier
B
rood lakmoespapier
C
fenolftaleïen
D
universeelindicatorpapier
Slide 12 - Quiz
Sam meet een pH van 9 . Waarvan meet hij de pH?
A
Maagzuur
B
Zeep
C
Zure regen
D
Water
Slide 13 - Quiz
Aan een zuur met pH 3 wordt water toegevoegd. Wat kan nu de pH zijn?
A
pH2
B
pH3
C
pH4
D
pH8
Slide 14 - Quiz
Een douchegel is "pH huidneutraal" en heeft een pH van 8,2. Deze douchegel is...
A
Zuur
B
Basisch
C
Neutraal
Slide 15 - Quiz
Bij het meten van de pH kleurt het universele pH papier blauw. Welke pH heeft de stof ongeveer?
A
1
B
5
C
7
D
14
Slide 16 - Quiz
Bij het meten van de pH kleurt het universele pH papier oranje. Welke pH heeft de stof ongeveer?
A
1
B
5
C
7
D
11
Slide 17 - Quiz
huiswerk
doorlezen blz. 8 en 9 werkboek B
maken opdrachten voorkennis blz. 8 en 9
leren samengestelde ionen, kruisregel, moleculaire formules. ( par 7.3, 7.4 en 7.5)
Slide 18 - Slide
Neutraliseren
Als je een basische stof aan een zure stof toevoegt, noem je dat neutraliseren. Je brengt de pH van een lage waarde hogerop door er een stof met een hogere pH aan toe te voegen.
Slide 19 - Slide
Zuur-base reactie
Reactieschema:
Zuur + Base -> Reactieproducten
Slide 20 - Slide
Neutraliseren
Een zure oplossing kun je neutraal maken door er een basische stof aan toe te voegen tot de pH 7 wordt.
Dat punt noem je het omslagpunt.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Omslagpunt door titratie
Het omslagpunt kun je zichtbaar maken. Je doet dit door een indicator voor een basische stof aan een zuur toe te voegen.
Je ziet dus eerst niets aan de stof. Maar op het punt dat de zure stof in een base gaat veranderen , geeft de indicator een kleur verandering.
Slide 23 - Slide
Uitleg video
- Welke indicator wordt gebruik?
- Wat geeft de kleurverandering aan?
- Wat is de pH na de titratie?
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
- Welke indicator wordt gebruik? - Wat geeft de kleurverandering aan? - Wat is de pH na de titratie?
Slide 26 - Open question
Titreren
Je ziet dus dat je bij titreren nauwkeurig de begin en de eindstand van de base af moet lezen. Je moet natuurlijk weten hoeveel base je bij het zuur hebt gevoegd.
Als je de eindstand van de beginstand aftrekt heb je de hoeveelheid base die je hebt gebruikt. Hiermee kun je de concentratie uitrekenen.
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
Concentratie berekenen
Kruislings vermenigvuldigen
De verhouding van 1 mL natronloog = 55 mg azijnzuur is gegeven. (of een stapje van 1 er tussen zetten ;) )
Slide 29 - Slide
Voorbeeld 1
Azijn bevat azijnzuur. Dit kun je neutraliseren door er natronloog aan toe te voegen.
Gegeven: 1 mL natronloog = 58 mg azijnzuur.
Gevraagd: Hoeveel azijnzuur bevat de oplossing als je 18 mL natronloog nodig hebt om hem te neutraliseren.
Natronloog is een basische oplossing die je kunt maken door vloeibare gootsteenontstopper op te lossen.
Slide 30 - Slide
Uitwerken
Gegeven: 1 mL natronloog = 58 mg azijnzuur.
Gevraagd: Hoeveel azijnzuur bevat de oplossing als je 18 mL natronloog nodig hebt om hem te neutraliseren.
Uitwerking
18,6 x 58 = 1078,8 mg
Antwoord: 1079 mg azijnzuur
Slide 31 - Slide
Hoeveel mg azijnzuur bevat de oplossing?
Slide 32 - Open question
Opdracht
Je werkt verder aan je opdrachten van hoofdstuk 2.
Heb je een vraag? Kijk je eerst in de tekst van je boek, daarna vraag je je buurman/vrouw, kom je er niet uit? Dan stuur je mij een bericht in teams.