Thema 5: paragraaf 5.1 (basis en kader) + paragraaf 5.4 (kader) (max)

Thema 6
Waarneming,
Regeling en
Gedrag
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 6
Waarneming,
Regeling en
Gedrag

Slide 1 - Slide

                      Lesdoelen

Na deze les:
  1. ik kan de zintuigen benoemen, de ligging en hun prikkel?

Slide 2 - Slide

Welke zintuigen ken je?

Slide 3 - Mind map

Het zintuigenstelsel.
Alle zintuigen samen noemen we het zintuigenstelsel.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Waarnemen
  • Zintuig: een orgaan dat reageert op een prikkel. Je oog is bijvoorbeeld zo'n orgaan.
  •  Prikkel: een invloed uit de omgeving op een organisme. Een voorbeeld van een prikkel is bijvoorbeeld je oog neemt licht waar, je neus ruikt iets lekkers. 
  • Doordat zintuigen prikkels opvangen kun je dus allerlei dingen waarnemen. 

Slide 6 - Slide

Reageren op je omgeving
  1. Je ontvangt prikkels op met je zintuigen.
  2. Je zintuigencellen sturen signaaltjes naar het zenuwstelsel.
  3. Via het zenuwstelsel komen signaaltjes bij je hersenen.
  4. Je hersenen sturen je spieren aan.

Slide 7 - Slide

Dus.....
  • Zintuig: Orgaan wat op een prikkel reageert (neus, oren, ogen).
  • Prikkel: iets uit de omgeving (licht, geur, smaak, aanraking).
  • Zintuigcellen: Cellen in je zintuigen die aangesloten zijn op de zenuwen.
  • Impulsen: Een elektrisch signaal dat van de zintuigen door zenuwen naar de hersen worden geleid (seintje naar de hersenen). 

Slide 8 - Slide

Reageren op prikkels
Prikkel = Je ziet chocolade bonbons

Zintuig = ogen
Zintuigen = liggen zintuigcellen die prikkels opvangen en hierdoor ontstaan impulsen

Impuls = ogen sturen signaal naar hersenen
Impuls = signaal naar spieren

Reageren = watertanden en bonbon pakken

Slide 9 - Slide

Reageren op prikkels
Prikkel = je ziet groen licht

Zintuig = ogen en/of oren 
Zintuigen = liggen zintuigcellen die prikkels opvangen en hierdoor ontstaan impulsen

Impuls = ogen en/of oren sturen signaal naar je hersenen
Impuls = signaal naar je spieren

Reageren = je mag gaan rijden

Slide 10 - Slide

Reageren op prikkels
Prikkel = je ruikt chocolade (geur)

Zintuig = neus
Zintuigen = liggen zintuigcellen die prikkels opvangen en hierdoor ontstaan impulsen

Impuls = ogen sturen signaal naar je hersenen
Impuls = signaal naar je spieren

Reageren = je neemt een lekkere hap

Slide 11 - Slide

Zintuigen in de huid
Met je huid kun je voelen: druk, warmte, kou en aanraking.
Je huid heeft meerdere zintuigen:
1. drukzintuigen: reageert als je huid wordt ingedrukt. 
2. tastknopje: reageert op een lichte aanraking
3. warmte-zintuigen: reageert je huid als iets warm is
4. koude-zintuigen: reageert je huid als iets koud is
5. pijnpunten: neem je pijn waar

Slide 12 - Slide

Zintuigen, hun ligging en hun prikkels

Slide 13 - Slide

Je zenuwstelsel bestaat uit:
  1. De zenuwen (lange dunnen draden die impulsen doorgeven)
  2. Het centrale zenuwstelsel: hersenen & ruggenmerg (geeft de impulsen door aan de hersenen)

In je hersenen wordt je je bewust van een prikkel. Dit noemen we waarnemen.


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Prikkels worden in zintuigen omgezet in impulsen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Wie vangen de prikkels op?
A
Zenuwen
B
Zintuigen
C
Ruggenmerg
D
Hersenen

Slide 17 - Quiz

De hersenen horen bij....
A
Centrale zenuwstelsel
B
Zenuwen
C
De zintuigen

Slide 18 - Quiz

Sleep de prikkel en impulsen naar de juiste plaats in dit plaatje
Impuls (naar hersenen)
Prikkel
Impuls (naar spieren)

Slide 19 - Drag question

Zintuig
Ligging
Prikkel
1. Horen 

2. Ruiken

3. Voelen

Type
Gehoorzintuig
Reukzintuig
Warmtezintuig
Oren
Geluid
Geur
Warmte
Huid
In de neus

Slide 20 - Drag question

                      Lesdoelen

Na deze les:
  1. ik kan de zintuigen benoemen, de ligging en hun prikkel?

Slide 21 - Slide

Aan het werk & huiswerk
Maak de digitale opdrachten van paragraaf 5
Basis:
  • 5.1: Opdracht 1 t/m 9
Kader:
  • 5.1: Opdracht 1 t/m 9 (3 niet)
  • 5.4: Opdracht 2 t/m 7 (1 en 4 niet)
Je mag op fluisterniveau met elkaar overleggen



Slide 22 - Slide