Verwijswoorden

TOETS 3

Taalverzorging
Leesvaardigheid
Verwijswoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TOETS 3

Taalverzorging
Leesvaardigheid
Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden!!!
onderdeel!
Verwijswoorden.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
verwijswoorden.

die - deze - dat - dit

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen naar dingen, personen, gebeurtenissen die je eerder hebt beschreven.
Bijvoorbeeld hij, zij , die, dat , deze.

De verwijswoorden waarmee, waaronder en waardoor verwijzen naar dingen.
Met wie, aan wie, door wie verwijzen naar personen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
Mijn vader kwam gisteren laat thuis en nu is hij erg moe.
Hij verwijst hier naar mijn vader -> een verwijswoord.
Hij, zij, dat, die en daar zijn vaak verwijswoorden.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:





mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
meervoud bij personen
zij/ze, hen, hun
meervoud bij dieren/dingen
ze, hen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

hebben 
een ticket
voor
verdiend.
gaan
dus
naar
de Olympische spelen.
te stellen
hopen
hoge eisen
aan het team.
Sleep alle verwijswoorden naar een vak onder de zin.
timer
1:00
verwijswoord
verwijswoord
verwijswoord
Zij
Daar
ze
De Nederlandse voetballers
Rio de Janerio

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

timer
1:00
Signaalwoord
Verwijswoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
De fiets is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vorige maand bezocht mijn familie uit Australië ons en
 ...            was echt een verassing.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 11 - Drag question

Herhaling paragraaf 3.
Verwijswoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions