Duits 7 wohnen - BK
7 - wohnen 2-BK
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
7 - wohnen 2-BK
Slide 1 - Slide
Duits 7 wohnen
Vandaag in de les: Hoofdstuk 7 wohnen
- herhaling huiswerk (zelf nakijken)
- je kunt je huis en je kamer beschrijven
- we oefenen voor de toets van hoofdstuk 7
- je kent de betekenis van de woorden D-N & N-D Lernliste H7
- flitskaartjes maken en /of slim stampen
Slide 2 - Slide
het raam
de muur
de deur
de kast
het bed
de televisie
het bureau
de stoel
de badkamer
Slide 3 - Slide
het raam
de muur
de deur
de kast
het bed
de televisie
het bureau
de stoel
de badkamer
das Fenster
die Wand
die Tür
der Schrank
das Bett
der Fernseher
der Schreibtisch
der Stuhl
das Badezimmer
Slide 4 - Slide
gemütlich
hell
unten
Sofa
oben
dunkel
Schrank
zu Hause
das Wohnzimmer
Slide 5 - Slide
gemütlich
hell
unten
Sofa
oben
dunkel
Schrank
zu Hause
das Wohnzimmer
gezellig
lichtonder
bank
boven
donker
kast
thuis
de huiskamer
Slide 6 - Slide
fast - bijna
umziehen - verhuizen
glauben - geloven
jetzt - nu
reden - praten
als - toen
blau - blauw
rot - rood
weiss - wit
roza - roze
der Fluss - de rivier
die Farbe - de kleur
das Klo - de wc
hinter - achter
fertig - klaar
bis - tot
die Toilette - wc
schwarz - zwart
unter - onder
Slide 7 - Slide
werkwoorden vervoegen
beschrijven - beschreiben
vinden - finden
horen - hören
spelen - spielen
maken - machen
wonen - wohnen
wachten - warten
verhuizen - umziehen
voltooid deelwoord
gepraat - geredet (reden)
gemaakt - gemacht (machen)
gewacht - gewartet (warten)
gewerkt - gearbeitet (arbeiten)
gekocht - gekauft (kaufen)
gespeeld - gespielt (spielen)
gehoord - gehört (hören)
Slide 8 - Slide
apps.noordhoff.nl
Slide 9 - Link
Duits 7 wohnen
Slide 10 - Slide
Duits 7 wohnen
Slide 11 - Slide
werkwoorden vervoegen
Slide 12 - Slide
1. Wo wohnst du?
(in ein Dorf oder Stadt?)
2. In was für einem Haus wohnst du?
3. Mit wem wohnst du dort?
1. Ich wohne in Velp in der Nähe von Arnhem.
2. Ich wohne in ein schönes Einfamilienhaus ( oder grosses/kleines Haus oder kleiner Wohnung)
3. Ich wohne mit meinen Eltern, (Mutter, Vater, Bruder, Schwester, Grossvater)
Slide 13 - Slide
huiswerk voorzover in les niet af
- flitskaartjes maken van de woorden van deze les
- slim stampen hoofdstuk 7
- leren voor de toets over hoofdstuk 7
Dank jullie wel voor jullie aandacht!
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
werkwoorden vervoegen
beschreiben - finden - hören - spielen - machen - wohnen
ich beschreibe - finde - höre - spiele - mache - wohne
du beschreibst - findest - hörst - spielst - machst - wohnst
er/sie beschreibt - findet - hört - spielt - macht - wohnt
wir beschreiben -finden - hören - spielen - machen - wohnen
ihr beschreibt - findet - hört - spielt - macht - wohnt
sie beschreiben - finden - hören - spielen - machen - wohnen
Sie beschreiben - finden - hören - spielen - machen - wohnen
