H4 Lezen 2.0

Huiswerk controleren
timer
1:30
1 / 20
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Huiswerk controleren
timer
1:30

Slide 1 - Open question

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 2 - Quiz

Overtuigen
De schrijver van de tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt. 

Slide 3 - Slide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 6 - Quiz

Feitelijk of niet-feitelijk?
Niet-feitelijk, omdat 'gezellige mensen' een mening is. De definitie van gezellig is voor iedereen anders. 

Slide 7 - Slide

tegenargument en weerlegging
tegenargument = ontkrachten van het standpunt 
weerlegging = ontkrachten van een argument

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat is de stelling (mening)?
A
Daar doen wij niet aan mee.
B
Ben je gek?
C
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
D
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.

Slide 10 - Quiz

Welk argument wordt er voor de stelling gegeven?
A
Ben je gek?
B
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
C
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.
D
Je hoeft niet altijd iets te kopen om Valentijn te vieren...

Slide 11 - Quiz

Welk tegenargument wordt er gegeven?
A
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
B
Je hoeft niet altijd iets te kopen om Valentijn te vieren...
C
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.
D
Daar doen wij niet aan mee.

Slide 12 - Quiz

Wat is de functie van een tegenargument?

Slide 13 - Open question

Wat is de functie van een weerlegging?

Slide 14 - Open question

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Is B een weerlegging of tegenargument?
A. Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden.
B. Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.
A
Weerlegging
B
Tegenargument

Slide 16 - Quiz

Is B een weerlegging of tegenargument?
A. Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.
B. Maar dat kost me wel een heel jaar.

A
Weerlegging
B
Tegenargument

Slide 17 - Quiz

Ik weet verschil tussen een tegenargument en een weerlegging
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Ik herken tegenargumenten en weerleggingen in een tekst
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Huiswerk
Voor vrijdag 29-1
Opdracht 3 en 4 
blz. 141-145

Slide 20 - Slide