Lezen H4 2.0

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Wat weet je nog
van argumenteren?

Een betoog heeft als tekstdoel:

1. Informeren
2. Amuseren
3. Overtuigen
4. Activeren

Overtuigen

De schrijver van de tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt. 

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.

1. Juist
2. Onjuist

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.

1. feitelijk argument
2. niet-feitelijk argument

Feitelijk of niet-feitelijk?

Niet-feitelijk, omdat 'gezellige mensen' een mening is. De definitie van gezellig is voor iedereen anders. 

Huiswerk controleren
Maak een foto van je huiswerk

Vraag 3
Wat staat er in hokje : A1 - B1 - C1 - D1
Typ het ook in deze volgorde!

Antwoorden vraag 3 

A1 Volkoren brood is gezond.

A2 In volkorenbrood zit jodium.

A3 In volkorenbrood zitten verschillende vitamines.

A4 In volkorenbrood zitten mineralen.

A5 In volkorenbrood zitten nuttige vezels.

B1 Halfvolle melk is gezond.

B2 In halfvolle melk zitten eiwitten.

B3 In halfvolle melk zit kalk.

C1 Appelstroop is gezond.

C2 In appelstroop zit ijzer.

D1 Halvarine is gezond.

D2 In halvarine zitten goede vetten.

D3 In halvarine zit extra vitamine D.

Vraag 5
Om wat voor argumentatie gaat het hier?

1. Enkelvoudige argumentatie
2. Meervoudige argumentatie
3. Enkelvoudige onderschikkende argumentatie
4. Meervoudige onderschikkende argumentatie

Vraag 7. Aan welke signaalwoorden herken je de weerlegging?

Vraag 9. Aan welk signaalwoord herken je het tweede argument?

Tegenargument en weerlegging

Tegenargument: ontkracht het standpunt of een argument.

Weerlegging: je ontkracht een argument

Wat is de stelling (mening)?

1. Daar doen wij niet aan mee.
2. Ben je gek?
3. Ik vind Valentijn echt belachelijk.
4. Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.

Welk argument wordt er voor de stelling gegeven?

1. Ben je gek?
2. Ik vind Valentijn echt belachelijk.
3. Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.
4. Je hoeft niet altijd iets te kopen om Valentijn te vieren...

Welk tegenargument wordt er gegeven?

1. Ik vind Valentijn echt belachelijk.
2. Je hoeft niet altijd iets te kopen om Valentijn te vieren...
3. Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.
4. Daar doen wij niet aan mee.

Wat is de functie van een tegenargument?

Wat is de functie van een weerlegging?

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.

1. Waar
2. Niet waar

Is B een weerlegging of tegenargument?
A. Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden.
B. Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.

1. Weerlegging
2. Tegenargument

Is B een weerlegging of tegenargument?
A. Volgens mij kun je beter blijven zitten, want dan slaag je over twee jaar met hogere cijfers.
B. Maar dat kost me wel een heel jaar.

1. Weerlegging
2. Tegenargument

Heb je nog vragen?

Huiswerk

Lezen H4

Opdracht 4 op blz. 141 en 142