V3 Kapitel 5 Stunde 8

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Stunde 8

Kapitel 5: Zukunft

Lernziele (leerdoelen)

Je kunt de sterke werkwoorden met a en e in de stam in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Was machen wir heute?

Planner - Übersicht Periode

1. Wie sieht die Klassenarbeit aus?
2. Schreiben (Aufgabe 42/43 fertig?)
3. Wahlprogramm
   
   

Abschluss der Stunde / Hausaufgaben in Kalender (agenda)

Was machen wir heute?

Planner - Übersicht Periode

1. Logo (10 min)
2. Wie sieht die Klassenarbeit aus?
3. Proeftoets Neue Kontakte (20 min)
4. Blooket (10 min)

Abschluss der Stunde 

Toetsstof

De toets is als volgt opgebouwd:

- 10 woorden NL-DU

- 5 tegenstellingen

- 10 DU-NL/invuloefening

- sterke werkwoorden: 

   - 10 werkwoorden in juiste vorm zetten

   - 5 werkwoorden vervoegen, mix van sterke en zwakke werkwoorden

   - 5 werkwoorden vertalen en in juiste vorm zetten

- Sprachmittel: zinnen aanvullen + plaatje beschrijven

- Lesen = Bonus!

'Die Qual der Wahl'

Ihr könnt wählen aus:

1. Verbformen würfeln (4-er Gruppen)

2. Mindmap Wortschatz (individuell) 

3. Quartett (3-4 Personen) (kwartet heeft geen overkoepelende categorieën) 

4. 'Stille Post' (Sprachmittel weiter sagen)

5. Oder: selber lernen

6. Oder: oefentoets maken

Jetzt....... Grammatik A

Betreft: Sterke werkwoorden met a in de stam (in de tegenwoordige tijd) 

fahren - fuhr - gefahren (rijden - reed - gereden)

voldoet aan twee kenmerken van een sterk werkwoord:

1. klankverandering in de verleden tijd

2. voltooid deelwoord op - en

Regel: a -> ä 

            bij du + er/sie/es/man

Voorbeeld: ich fahre

                     du fährst, er fährt

in NL zwak = meestal in DU ook zwak

Dit noemen we a-Umlaut

13.15 mee stoppen!

Jetzt....... Grammatik A

lernen	= leren = zwak		fahren	= rijden = sterk
ich	lern e		ich	fahr e
du	lern st		du	f ä hr st
er/sie/es/man	lern t		er/sie/es/man	f ä hr t
wir	lern en		wir	fahr en
ihr	lern t		ihr	fahr t
sie/Sie	lern en		sie/Sie	fahr en

13.15 mee stoppen!

Jetzt....... Grammatik A

schlafen	slapen = sterk
ich	schlaf e
du	schläf st
er/sie/es/man	schläf t
wir	schlaf en
ihr	schlaf t
sie/Sie	schlaf en

slapen - sliep - geslapen

schlafen - schlief - geschlafen

= sterk werkwoord

Opdracht: 

Bedenk en schrijf in je schrift: 

de juiste vormen van  

tragen + laufen (het rijtje)

13.15 mee stoppen!

Jetzt....... Grammatik A

tragen	dragen	laufen
ich	trage	laufe
du	trägst	läufst
er/sie/es/man	trägt	läuft
wir	tragen	laufen
ihr	tragt	lauft
sie/Sie	tragen	laufen

dragen droeg gedragen

tragen trug getragen

= sterk

lopen liep gelopen

laufen lief gelaufen

13.15 mee stoppen!

Jetzt....... Grammatik A

halten	stoppen
ich	halte
du	hältst (dus niet: hältest)
er/sie/es/man	hält (dus niet: hältet)
wir	halten
ihr	haltet
sie/Sie	halten

Uitzondering: 

bij sterke werkwoorden komt er geen extra e bij

du + er/sie/es

(uitzondering staat niet in het boek beschreven)

13.15 mee stoppen!

Abschluss der Stunde

Rückblick: Lernziele erreicht?

Blijf op je plek tot de docent aangeeft dat het lesuur voorbij is. 

Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter. Danke! 

Hausaufgaben: 

Lernen für die Prüfungswoche