Geldrekenen

• Rekenen
• ISK

Geldrekenen

Tel de munten van 5 cent

Hoeveel munten van 5 cent zag je?

1. 1
2. 3
3. 4
4. 5

Tel de munten van 10 cent

Hoeveel munten van 10 cent zag je?

1. 1
2. 3
3. 4
4. 5

Tel de munten van 20 cent

Hoeveel munten van 20 cent zag je?

1. 1
2. 3
3. 4
4. 5

Tel de munten van 50 cent

Hoeveel munten van 50 cent zag je?

1. 1
2. 3
3. 4
4. 5

Wat is meer waard?

A.

B.

Wat is meer waard?

A.

B.

Je hebt 4 briefjes van €5 euro.
Hoeveel euro heb je in totaal?

1. €15
2. €5
3. €20
4. €4

Je had €20.
Je hebt €4 uitgegeven.
Hoeveel geld heb je nu nog over?

1. €24
2. €16
3. €14
4. €11

Je hebt:
4 munten van €2
en
1 munt van €1.
Hoeveel geld heb je in totaal?

1. €19
2. €12
3. €11
4. €9

Je krijgt €2 per uur betaald.
Je hebt 3 uur gewerkt.
Hoeveel geld krijg je nu?

1. €6
2. €5
3. €4
4. €3

Koen heeft 2 briefjes van €5.
Hij koopt iets voor €4.
Hoeveel geld heeft hij nog over?

1. €4
2. €5
3. €9
4. €6

Je hebt 1 briefje van €10 en 1 van €20.

Welke som hoort hierbij?

1. 20 - 10 =
2. 20 x 10 =
3. 10 + 20 =
4. 20 + 10 =

Je gaat naar de pinautomaat.
Je pint €30.
Wat krijg je dan?

1. 2 briefjes van €5
2. 1 briefje van €10 en 1 briefje van €15
3. 1 briefje van €10 en 1 briefje van €20
4. 3 briefjes van €15

Welk briefje bestaat niet?

1. €5
2. €15
3. €10
4. €20

Je hebt 5 briefjes van €5.
Hoeveel heb je in totaal?

1. €15
2. €5
3. €25
4. €20

Een trainingspak kost € 68,95.
Ik betaal met € 100,00.
Hoeveel geld krijg ik terug?

1. € 42,15
2. € 42,05
3. € 32,15
4. € 31,05

Klaar met LessonUp!

Zelfstandig werken

Werk verder in je werkboek