Unit 1: Lesson 2 - Listening

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Unit 1: Lesson 2 - Listening

- Introduction 

- Dictee

- Possessive Pronouns

- Zelfstandig Werken!

2 truths and 1 lie:

1. Bruin is niet mijn natuurlijke haarkleur. 

2. Ik deed vroeger aan wedstrijd skiën op internationaal niveau.

3. Ik heb voor ik docent werd Rechten gestudeerd.

Dictee:

Possessive Pronouns:

- https://youtu.be/-Du5f8Kgv5M?feature=shared 

Possessive Pronouns:

Als je wilt zeggen dat iets van jou of van iemand anders is, gebruik je een possessive pronoun (bezittelijk voornaamwoord).

Deze heeft twee verschillende vormen:

- In gebruik met een zelfstandignaamwoord (noun)

- In gebruik zonder een zelfstandignaamwoord (noun)

Met zelfstandignaamwoord:

My

Your

His / hers / its

Our

Your

Their

Zonder zelfstandignaamwoord:

Mine

Yours

His / hers / -

Ours

Yours

Theirs

Voorbeelden: also see study box 

This is my desk - no it's not it's mine

Her house is blue - no it's not, but his house is!

Possessive Pronoun:

Als je wilt zeggen dat iets van jou of van iemand anders is, gebruik je een possessive pronoun (bezittelijk voornaamwoord).

Deze heeft twee verschillende vormen:

- In gebruik met een zelfstandignaamwoord (noun)

- In gebruik zonder een zelfstandignaamwoord (noun)

Zelfstandignaamwoorden:

Zelfstandig naamwoord:

Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een object, persoon, plaats of concept aanduidt. 

- Voorbeelden? 

Met zelfstandignaamwoord: 

mijn - 

jouw - 

zijn / haar - 

jullie - 

zij - 

ons - 

my

your

him / her

your

their

our

Zonder zelfstandignaamwoord:

mijn - 

jouwe - 

hem / haar / - 

jullie - 

hun - 

ons - 

mine

yours

his / hers

yours

theirs

ours

1. Is that your / yours bike? No, it’s her / hers.

2. Your / yours grandma is really sweet. Thank you, so is your / yours

3. We don’t have English today on our / ours schedule. Ours / our says we have History.

4. My / mine PlayStation is really cool, but so is his.

5. Ours / Our school project got an A, but so did their / theirs.

1. Is that your bike? No it’s hers

2. Your grandma is really sweet. Thank you, so is yours.

3. We don’t have English today on our schedule. Ours says we have History

4. My PlayStation is really cool, but so is his

5. Our school project got an A, but so did theirs.

Possessive Pronoun:

Zelfstandig Werken: 

- WB. BLZ. 14 t/m 16!

- Maken, opdr. 7,8,9,10,11,12,13

- Tijd over? opdr. 14 & 15!

- Klaar? Woordjes Les 2 herhalen! 

End of the Lesson:

- Well done!!