Verkeersquiz

Verkeersquiz
1 / 18
next
Slide 1: Slide
LeerlabSecundair onderwijs

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Verkeersquiz

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

1 heeft voorrang op 3 en 2 heeft voorrang op 3. 
Wie heeft er hier voorrang?
A
1 heeft voorrang op 3.
B
2 heeft voorrang op 3.
C
3 heeft voorrang op 1 en 2.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wie mag er eerst?
A
De auto mag afslaan
B
De fietser mag doorrijden

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Waar sta je als je op de bus wacht?
A
Op de stoep, ver van de stoeprand
B
Op de boordsteen
C
In de goot

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Dit heeft mijn fiets zeker nodig voor mijn veiligheid
A
Goede remmen
B
Een werkend fietslicht
C
Veel versnellingen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

In het midden van het kruispunt staat een agent. Hij maakt een gebaar waardoor het kruispunt vrij moet zijn. Wat doet hij?
A
Hij strekt een arm zijwaarts
B
Hij staat met zijn rug naar mij
C
Hij steekt een arm rechtop

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Je wilt met je fiets naar rechts afslaan. Geef je een teken? Welk teken?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Je fietst met twee naast elkaar
A
De tegenligger moet kunnen kruisen
B
Dat mag enkel op een brede weg
C
Dat mag overal en altijd

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer moet ik mijn fietslicht opzetten?
A
Van zodra de openbare verlichting aangaat
B
Als de automobilisten hun licht aansteken
C
Als ik niet duidelijk 200m ver kan zien

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Je fietst op een rotonde zonder fietspad
A
Je fietst rechts
B
Je fietst tegen het middeneiland aan

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan je ervoor zorgen dat je goed opvalt met je fiets, ook overdag?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Aan de overweg rinkelt de bel. Er komt binnenkort een trein aan.
A
Ik stop voor de overweg
B
Ik rijd nog over de overweg

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een dode hoek?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Op een kruispunt met verkeerslichten staat een
agent. De lichten staan op rood, maar de agent doet teken dat je mag doorrijden. Wat moet je doen?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Aan een schoolpoort mag men tijdens de schooluren 50km/u rijden. Klopt dit? Waarom?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions


Een bel op mijn fiets is niet verplicht. Het is alleen leuk voor als ik iemand tegenkomen die ik ken. Klopt dit? Waarom?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions