BSR 7/1 2(a)ha Lezen §3 Tekstverbanden en signaalwoorden

  • Open je boek op blz. 18 en log alvast in op LessonUp. 
  • Maak met ieder tekstverband uit paragraaf 2 een kloppende zin. Gebruik de signaalwoorden uit het schema!
  • Klaar? Begin aan paragraaf 3.

§2 en §3 Tekstverbanden
en signaalwoorden
Startopdracht:
timer
7:30
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

  • Open je boek op blz. 18 en log alvast in op LessonUp. 
  • Maak met ieder tekstverband uit paragraaf 2 een kloppende zin. Gebruik de signaalwoorden uit het schema!
  • Klaar? Begin aan paragraaf 3.

§2 en §3 Tekstverbanden
en signaalwoorden
Startopdracht:
timer
7:30

Slide 1 - Slide

  • Je hebt vragen kunnen stellen over Meer dan Lezen §2.
  • Je kunt het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en vergelijkend verband herkennen in teksten. 
  • Plusdoel: Je kunt het voorwaardelijk verband in een tekst herkennen.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze les:
  • Cursus 1: Meer dan lezen, paragraaf 2 herhalen.
  • Uitleg paragraaf 3 en handout tekstverbanden en signaalwoorden.
  • Opdracht maken en gezamenlijk nakijken.
  • Afronden.

Slide 3 - Slide


Tekstverbanden en signaalwoorden



In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Ze hebben een verband. Door te letten op verbanden in een tekst, kun je de tekst beter begrijpen.

Slide 4 - Slide

Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt tekstverbanden herkennen door middel van signaalwoorden

Slide 5 - Slide

Noteer hier een zin uit jouw gemaakte startopdracht.
Benoem ook welk tekstverband je hebt gebruikt.

Slide 6 - Open question

Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Ik kan makkelijk het onderwerp van een tekst bepalen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Ik kan de belangrijkste zaken uit een tekst makkelijk herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Ik zou graag extra hulp willen bij leesvaardigheid.
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

Ik zou graag extra uitdaging willen bij leesvaardigheid.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Cursus 1 Meer dan lezen
Paragraaf 3 (blz. 18-25)

Slide 12 - Slide

Doel-middelverband

Een doel-middelverband geeft  aan welk middel  wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
Doel-middel
aan de hand van, door middel van, met behulp van, 
om ... te, opdat, zodat.
Om nog op tijd op school te komen, ga ik met de auto.

Slide 13 - Slide

Lees de tekst
Wat is het doel, middel en signaalwoord?

Slide 14 - Open question

Bedenk een zin met een doel-middel.
Gebruik een signaalwoord.

Slide 15 - Open question

Oorzakelijk verband

Een oorzakelijk verband  toont waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil).


tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
Oorzakelijk
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij
Door de bananenschil die op straat lag, gleed Pietje uit. 

Slide 16 - Slide

Wat is een voorbeeld van een oorzakelijk verband ?
A
De kat sprong uit het raam, waarna hij op vier poten landde en meteen wegrende.
B
In het weekend maak ik nooit huiswerk. Ik doe dan alleen leuke dingen, zoals afspreken met vrienden, gamen en boeken lezen.
C
Vroeger hield ik niet van spruitjes, maar intussen ben ik er dol op.
D
Doordat het regende, werd de straat glad.

Slide 17 - Quiz

Verzin zelf een zin waarin een oorzakelijk verband verwerkt is.

Slide 18 - Open question

Samenvattend verband

Een samenvattend verband geeft een korte samenvatting van eerdere informatie in de tekst.


tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
Samenvattend
al met al, met  andere woorden,  kortom, samengevat
Al met al was het een leuke kerstvakantie.

Slide 19 - Slide

Welk tekstverband herken je in de volgende zin?

Kortom, het is nog onduidelijk hoe dit gaat aflopen.
A
Tegenstellend verband
B
Samenvattend verband
C
Opsommend verband

Slide 20 - Quiz

Noteer een zin over jouw kerstvakantie waarin een samenvattend verband verwerkt is.

Slide 21 - Open question

Verschil oorzakelijk en redengevend verband


Een oorzakelijk verband geeft aan waardoor iets gebeurt. Een redengevend verband geeft aan waarom iets gebeurt. 


Het lijkt op het redengevend verband, maar het verschil is dat je bij een redengevend verband zelf besluit om iets wel of niet te doen.
* Bij een oorzakelijk verband gaat het buiten iemands wil om.


Slide 22 - Slide

Redengevend verband

Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.


tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
Redengevend
want, omdat, daarom,  immers
Ik ga eerder naar huis, omdat ik morgen weer vroeg moet werken.

Slide 23 - Slide

Wat geeft een redengevend verband aan?
A
Er wordt een conclusie getrokken uit eerdere info uit de tekst.
B
Waarom iemand iets vindt of iets doet.
C
Waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil om).

Slide 24 - Quiz

Herhaling: Welke zin bevat een redengevend verband?
A
Als je in de zomer weer met je vrienden op vakantie wilt gaan, heb je veel geld nodig. Je moet dus gaan werken.
B
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt, gaan we straks naar de film.
C
Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
D
De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.

Slide 25 - Quiz

Vergelijkend verband

Een vergelijkend verband laat een overeenkomst of een verschil zien.


tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
Vergelijkend
Evenals, net als,
in vergelijking met, zoals, meer, groter, beter (vergrotende trappen)
Sam heeft, net als zijn neef, gekozen voor het kindermenu.

Slide 26 - Slide

Hij komt, net als zijn oudere broer, altijd tien minuten te laat.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
vergelijkend verband
D
oorzakelijk

Slide 27 - Quiz

vergelijkend verband: geef de signaalwoorden.
A
straks
B
net
C
net als
D
daarvoor

Slide 28 - Quiz

Voorwaardelijk verband

Een voorwaardelijk verband maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.


tekstverband
signaalwoorden
voorbeeld
Voorwaardelijk
als (... dan), in het geval (dat), indien, mits, tenzij, wanneer

Ik ga morgen met de fiets naar school, tenzij het stormt.

Slide 29 - Slide

Wat maakt een voorwaardelijk verband duidelijk?
A
een andere kant van de zaak
B
een verkorte weergave van informatie uit de tekst
C
onder welke voorwaarden iets gebeurd
D
geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken

Slide 30 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 31 - Quiz

Oefenen
Wat?
Havo: Opdracht 1 t/m 3 op blz. 18-20 van je boek.
Vwo: Opdracht 1 en 2 op blz. 17-19van je boek.
Geef uitvoerig antwoord! Dit wordt ook van je verwacht op de leesvaardigheidtoets.
Hoe?
Havo klassikaal. Vwo zelfstandig in stilte.
Gebruik het stappenplan lezen.
Hulp
Brein, Boek, Buur, Bureau.
Het uitleg oogje.
Tijd
Timer
Klaar?
Maak met ieder tekstverband een zin. 
Gebruik een passend signaalwoord.
timer
20:00
Hulp

Slide 32 - Slide

Een aantal stellingen over het onderwerp van de volgende tekst...
Eens of oneens?

Slide 33 - Slide

Stelling 1
Gamen vergroot je concentratievermogen.
Eens
Oneens

Slide 34 - Poll

Stelling 2
Van gamen kun je veel leren.
Eens
Oneens

Slide 35 - Poll

Stelling 3
Van gamen word je agressief.
Eens
Oneens

Slide 36 - Poll

In tekst 1 zijn enkele woorden onderstreept. Zoek ze op in de tekst.  Sleep de juiste betekenissen naar de woorden.
campagne (al. 2)
uitsluitend (al. 2)
aanvaardt (al. 5)
ingrijpend (al. 5)
rouwig (al. 3)
accepteert; neemt aan
alleen maar
met een groot effect
publieksactie
treurig; verdrietig


Slide 37 - Drag question

Lezen
We lezen de tekst.

Slide 38 - Slide

  • Je hebt vragen kunnen stellen over Meer dan Lezen §2.
  • Je kunt het doel-middelverband, oorzakelijk verband, redengevend verband, samenvattend verband en vergelijkend verband herkennen in teksten. 
  • Plusdoel: Je kunt het voorwaardelijk verband in een tekst herkennen.
Lesdoelen

Slide 39 - Slide

Concluderend verband
Oorzakelijk verband
Vergelijkend verband
Redengevend
Al met al
dankzij
in vergelijking met
Vanwege

Slide 40 - Drag question

Zet de zinnen met signaalwoorden bij de juiste verbanden
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Voorbeeldgevend verband
Chronologisch verband (tijdsvolgorde)
Verband van oorzaak - gevolg
Voor het feest kopen we behalve chips, ook nog chocolade, en nootjes ook nog eiersalade en toastjes 
Als gevolg van de storm waren diverse wegen geblokkeerd
We wilden Netflix kijken. Zo hadden we de keuze uit Lucifer, the Blacklist of Emily in Paris
Nadat we de afwas hebben gedaan, kunnen we eindelijk een potje kaarten 
Het lawaai bij de buren was zo hard waardoor ik me niet meer kon concentreren.
Ik moet op tijd opstaan, echter ik druk maar steeds die snooz-knop in. 
Het was aardedonker, doordat de stroom was uitgevallen
Ten slotte eindigden we de vakantie met een dagje strand. 

Slide 41 - Drag question

Redengevend verband
Concluderend verband
Vergelijkend verband
Oorzakelijk verband
De schrijver trekt een conclusie uit de tekst.
Dit geeft aan waarom iemand iets doet of vindt. 
Dit laat zien waardoor iets gebeurt (waar je geen invloed op hebt).
De auteur maakt iets duidelijk door een verschil of overeenkomst te noemen.

Slide 42 - Drag question

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u2ha: ihcqy

Slide 43 - Slide