Werkwoorden tegenwoordige tijd groep 7

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

De agent ..... de dader aan.
(wijzen)

Morgen ...... ik het misschien.
(begrijpen)

Ik ..... vaak iets spannends.
(beleven)

Mario ..... mijn maat schoenen.
(raden)

Henk ...... de olifanten door actie te voeren. (redden)

Mijn ouders ...... elke dag.
(zingen)

Mitchel ...... de zaadjes in dat bakje.
(planten)

Jij ....... altijd cola.
(drinken)

Jij ...... elke dag.
(knutselen)

......... jij alle toetsen?
(bekijken)

Theo en Marie ..... hun blokfluiten.
(Blazen)

Ik ....... vanmiddag lekker buiten.
(spelen)

Jij ....... morgen je hoofd.
(scheren)

Ik ....... naar mijn hond.
(kijken)

........ jij ineen als je Fred ziet?
(krimpen)

Harry ...... zijn vraag.
(beantwoorden)

....... je in Afrika veel muggen?
(vinden)

Mijn oom en tante ....... een televisie.
(bestellen)

...... Jan om alle grappen?
(lachen)

Konijnen ...... oppassen voor roofdieren.
(moeten)