3.7 Schaalniveaus

4. Schaalniveaus 
1 / 35
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

4. Schaalniveaus 

Slide 1 - Slide

Rijke en arme landen
  • Bruto binnenlands product (bbp)


- Totale inkomen dat in een land in een jaar wordt verdiend

Slide 2 - Slide

Waarom lijkt China rijker dan Nederland?

Slide 3 - Slide

Rijke en arme landen
  • Bruto binnenlands product (bbp)
- Totale inkomen dat in een land in een jaar wordt verdiend
- Geen eerlijke manier om te meten of een land rijk is

  • Bbp per hoofd
- Bbp gedeeld door het aantal inwoners
- Eerlijkere manier om te meten of een land rijk is

  • Armoede grens
- Inkomen dat je minimaal nodig hebt om te kunnen leven
- Volgens de Verenigde Naties: in armste landen €1,70

Slide 4 - Slide

Ontwikkelingskenmerken
  • Levensverwachting
-Hoe oud iemand wordt
  • Gezondheidszorg
  • Onderwijs
  • Ondervoeding
  • Analfabetisme
-Niet kunnen lezen en schrijven

  • Human Development Index (HDI)
-Gebruikt verschillende kenmerken
-Je kunt de ontwikkeling van landen meten

Slide 5 - Slide

Arme landen blijven arm
Arme landen hebben weinig geld voor:
-Onderwijs
-Wegen
-Lonen
-Gezondheidszorg

-Bij oorlog --> Geen ontwikkeling
-Door onderwijs --> Ontwikkeling

Slide 6 - Slide

Rijke landen blijven rijk
  • Rijke landen kunnen investeren
-Onderwijs
-Gezondheidszorg
-Transport
  • Rijke landen beschermen hun rijkdom
-Grenzen sluiten voor producten uit arme landen
-Goederen uit arme landen duurder maken
-Grenzen sluiten voor mensen uit arme landen

Slide 7 - Slide

Begrippen
• Centrum
• Periferie
• Semiperiferie
• Westerse landen
• Ontwikkelingslanden
• Derdewereldlanden
• Opkomende economieën

Slide 8 - Slide

centrum
periferie
armoede
landbouw
macht
rijkdom
sloppen
wijken
westerse
landen
goede gezondheidszorg
ontwikkelingslanden

Slide 9 - Drag question

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Centrum of periferie?
A
Centrum
B
Periferie

Slide 12 - Quiz

Centrum of periferie?
A
Centrum
B
Periferie

Slide 13 - Quiz

wat voor prodcuten gaan er over en weer? 

Slide 14 - Slide

Leerdoelen 
• Je weet welke schaalniveaus je bij aardrijkskunde gebruikt.
• Je kunt van schaalniveau inzoomen en uitzoomen.
• Je kunt centrum en periferie op de drie schaalniveaus beschrijven.

Slide 15 - Slide

Naar school of de Efteling?
Waarom een directeur van een basisschool blij is met 250 leerlingen en de directeur van de Efteling niet blij is met 250 bezoekers op een dag .

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat is mondiaal
A
Wereldwijd
B
Een werelddeel
C
Landelijk
D
Een provincie

Slide 18 - Quiz

Welk schaalniveau wordt hier afgebeeld?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Nationale schaal
D
Continentale schaal

Slide 19 - Quiz

Welk schaalniveau wordt hier afgebeeld?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Nationale schaal
D
Continentale schaal

Slide 20 - Quiz


A
Lokale schaal
B
Nationale schaal
C
Regionale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 21 - Quiz

Op welke schaal is deze kaart ook al weer?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Continentale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

continentaal 
nationaal
lokaal
regionaal

Slide 24 - Drag question

Inzoomen
  • Op de volgende pagina's gaan we inzoomen. 
  • We beginnen bij de Wereld. En gaan van daar naar een steeds kleiner gebied. We eindigen bij de wijken van de stad Groningen.

Slide 25 - Slide

Mondiaal
  • Schaalniveau= mondiaal (de wereld)
  • Hoe donkerder rood, hoe hoger het BBP per hoofd. 
  • Donkerrood=centrum
  • geel=periferie

Slide 26 - Slide

Continentaal
  • Schaalniveau= continentaal (in dit geval Europa)
  • Hoe donkerder groen, hoe hoger het BNP (soort BBP) van dat land.
  • Donkergroen= centrum
  • Lichtgroen= periferie

Slide 27 - Slide

Nationaal
  • Schaalniveau=nationaal (in dit geval Nederland)
  • Hoe donkerder paars, hoe hoger het gemiddelde inkomen in die gemeente.
  • Centrum= de Randstad 
  • Periferie= voornamelijk Friesland, Groningen, Drenthe, Limburg en Zeeland.

Slide 28 - Slide

Regionaal
  • Schaalniveau= regionaal (in dit geval provincie Groningen)
  • Hoe donkerder blauw, hoe hoger het gemiddelde inkomen in die gemeente.
  • Je ziet hier dat Groningen het laagste gemiddelde inkomen heeft van de hele provincie. Dit komt oa doordat er veel studenten in de stad Groningen wonen.

Slide 29 - Slide

Lokaal
  • Schaalniveau=lokaal (in dit geval de stad Groningen)
  • Ook op dit niveau zie je verschillen
  • Oranje= In deze wijk kunnen de mensen moeilijker rondkomen dan het landelijk gemiddelde.
  • Licht-oranje= In deze wijk kunnen de mensen gemiddeld rondkomen dan het landelijk gemiddelde.
  • Groen= In deze wijk kunnen de mensen beter rondkomen dan het landelijk gemiddelde.

Slide 30 - Slide

Uitzoomen
  • Nu gaan we in 1x helemaal uitzoomen, dus van de wijken van Groningen naar --> de Wereld
  • Hierdoor krijg je weer overzicht

Slide 31 - Slide

Let op, de mensen uit de oranje wijken op deze afbeelding....
...wonen nog wel altijd in een rood land op bovenstaande kaart. Een land dat tot het centrum van de wereld behoort met een hoog BBP per hoofd.

Slide 32 - Slide

Wisselen van schaalniveau
  • Soms helpt het om in/uit te zoomen als je ergens naar kijkt.

Slide 33 - Slide

Begrippen
• Schaalniveau
• Lokaal schaalniveau
• Regionaal niveau
• Nationaal schaalniveau
• Continentaal niveau
• Mondiaal schaalniveau
• Uitzoomen
• Inzoomen

Slide 34 - Slide

Wat moet je nu kunnen en kennen? 
Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 
Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.
Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.

Slide 35 - Slide