Cursus 5: §7+9 - aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord

  • Lezen in je leesboek
  • Nakijken blz 206 + 207
  • Leerdoel van deze les
  • Uitleg §7+9
  • Zelfstandig werken
  • Nakijken
  • Terugblik
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

  • Lezen in je leesboek
  • Nakijken blz 206 + 207
  • Leerdoel van deze les
  • Uitleg §7+9
  • Zelfstandig werken
  • Nakijken
  • Terugblik

Slide 1 - Slide

Grammatica

Zinsdelen                                                                 Woordsoorten 

Slide 2 - Slide

Voorkennis
Je hebt intussen acht woordsoorten geleerd. Welke
moet je nu ook alweer kennen?

  • werkwoord - lidwoord - zelfstandig naamwoord - bijvoeglijk naamwoord - voorzetsel - voegwoord - persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord


Slide 3 - Slide

Herhaling

Een voegwoord voegt twee woorden, twee woordgroepen of twee zinnen samen.

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding.

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.

Slide 4 - Slide

 werken
Nakijken opdracht 1 (blz 206)


Slide 5 - Slide

 werken
Nakijken opdracht 3 (blz 207)


Slide 6 - Slide

 werken
Nakijken opdracht 4 - vraag 1 + 2 (blz 207)
  • zin b: het = pers.vnw / ons = pers.vnw
  • zin c: jij = pers.vnw
  • zin d: je = pers.vnw 
  • zin f: je = bez.vnw / ze = pers.vnw / jou = pers.vnw
  • zin h: jouw = bez.vnw / ze = pers.vnw / je = pers.vnw 

Slide 7 - Slide

Nakijken opdracht 4 (blz 207)
  • geluk = zn
  • vriendschap = zn
  • sta = ww
  • want = vw
  • geloven = ww
  • leven = zn
  • belangrijk = bn
  • op = vz


  • gevierd = ww
  • woensdag = zn
  • in = vz
  • en = vw 

Slide 8 - Slide

Leerdoel
Je kunt aanwijzende voornaamwoorden en vragende voornaamwoorden herkennen en benoemen.

Slide 9 - Slide

  • Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst altijd iets of iemand aan. 
  • De aanwijzende voornaamwoorden die het meest gebruikt worden: die, dit, dat, deze, zulk(e), zo'n, dergelijk(e).
  • ONTHOUD: het aanwijzend voornaamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Slide

  • Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord (zn) staan.
  • Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker.
  • 1) Mag ik een pen van jou? (een = lw)
  • 2) Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)
  • Let op! Die en dat zijn alleen aanw.vnw als je ze kunt vervangen door deze of dit.


Slide 11 - Slide

  • Een vragend voornaamwoord staat vaak aan het begin van een vraagzin.
  • De vier vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat, welk(e), wat voor (een).
  • Wie en wat zijn GEEN vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerdergenoemd woord: De tante naar wie Nicky is vernoemd, heet Nicolette. (Wie = de tante)


Slide 12 - Slide

Dit zijn GEEN vragende voornaamwoorden!
Een vragend voornaamwoord verwijst naar iets of iemand: wie, wat, welk(e), wat voor (een).

Slide 13 - Slide

werken
Zelfstandig werken:                                           14.20 uur nakijken 
Maak de opdrachten 1 t/m 4 van §7 (blz 210 + 211).
die, dat, dit, deze, zulk(e), zo'n dergelijk(e)
Die en dat moet je kunnen vervangen door deze en dit!
Maak de opdrachten 1 t/m 5 van §9 (blz 214 + 215).
wie, wat, welk(e), wat voor (een)
wie en wat mogen niet terugverwijzen naar een eerder woord

Slide 14 - Slide

werken
Nakijken opdracht 1 (blz 210)


Slide 15 - Slide

werken
Nakijken opdracht 2 (blz 210)
  1. Dit shirt is in deze winkel goedkoper dan in die webshop.
  2. Alleen in de zomer kun je op deze markt zulke lekkere aardbeien kopen.
  3. Zo’n mooi doelpunt heb ik dit seizoen nog niet eerder gezien.
  4. Er zijn al drie windmolenparken op zee en er komen nog meer van dergelijke parken bij.
  5. Zulke hoge wolkenkrabbers als die in New York heb je in Nederland niet.
  6. Ken je het circuit van Zandvoort? De eerste race op dat circuit vond plaats in 1948.


Slide 16 - Slide

werken
Nakijken opdracht 3 (blz 211)
  1. De acteur die in Undercover speelt, is ook te zien in een tv-reclame. nee
  2. Matthijs draagt altijd dezelfde schoenen, want die brengen geluk volgens hem. ja
  3. Als ik jou was, zou ik die toets goed voorbereiden. ja
  4. Hoe heet dat grote gebergte in Azië ook alweer? ja
  5. Femke zei dat zij de kaartjes voor de bioscoop had geregeld. nee
  6. Het Wilhelminakanaal, dat door Noord-Brabant loopt, is 68 kilometer lang. nee


Slide 17 - Slide

werken
Nakijken opdracht 4 (blz 211)



Slide 18 - Slide

Leerdoel
Behaald? 

Je kunt aanwijzende voornaamwoorden en vragende voornaamwoorden herkennen en benoemen.

Slide 19 - Slide