HACCP en voorraadbeheer

HACCP staat voor...?
A
Hazard Analysis and Critical Control Points
B
Hazard and Critical Control Points
C
Hazard Analysis and Control Check Points
D
Hazard and Control Check Points
1 / 33
next
Slide 1: Quiz
VoedingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

HACCP staat voor...?
A
Hazard Analysis and Critical Control Points
B
Hazard and Critical Control Points
C
Hazard Analysis and Control Check Points
D
Hazard and Control Check Points

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Voor wie geldt HACCP?
A
Restaurants
B
Alle bedrijven
C
Voor alle voedselverstrekkende bedrijven
D
Winkelbedrijven

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

HACCP is een norm. Voor wat?
A
veilig omgaan met voedsel
B
veilig omgaan met schoonmaakmiddelen
C
veilig omgaan met geld
D
veilig omgaan met goederen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

HACCP is
A
bedrijfskledingprotocol
B
houdbaarheidsrichtlijn
C
handenwas protocol
D
hygiënecode

Slide 4 - Quiz

waar kan het fout gaan w.b. voedselbereiding:
houdbaarheidsdatum
temperatuur levensmiddleen
hygiëneregels (muts, handen wassen)
Welke bedrijven of producten controleert het NVWA?
A
Alleen de bedrijven en producten die een risico opleveren
B
Alle bedrijven in Nederland
C
Alleen levensmiddelen bedrijven en producten
D
Alleen niet levensmiddelen bedrijven.

Slide 5 - Quiz

het NVWA, controleert ook non-food bedrijven en producten. zoals speelgoed.
Waar staat de volgende afkorting voor:

NVWA
A
Nederlandse Vervuiling Winkel Arbeid
B
Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit
C
Nederlandse Voedsel en Arbeidskrachten

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke bedrijven of producten controleert het NVWA?
A
Alleen de bedrijven en producten die een risico opleveren
B
Alle bedrijven in Nederland
C
Alleen levensmiddelen bedrijven en producten
D
Alleen niet levensmiddelen bedrijven.

Slide 7 - Quiz

het NVWA, controleert ook non-food bedrijven en producten. zoals speelgoed.
Sleep de goede antwoorden bij de begrippen. 
Handen wassen, haren vast, sieraden af. 
rechte rug, door de knieen, niet te lang hetzelfde doen. 
Platte en dichte schoenen. Blusser in de buurt. 
Veiligheid 
Hygiëne 
Ergonomisch werken

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

NVWA
Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit
Hoort niet bij NVWA
Controle op hygiëne voedselproductie
Toegangbeleid club of discotheek
Controle op apparatuur waarmee gewerkt wordt in horeca 
Omstandigheden bereiding maaltijden

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Wondjes dienen afgedekt te worden met . . . . .. . . .. . ...
A
gekleurde water afstotende pleister
B
schone en hygiënische kleding
C
een normale pleister
D
linnen doekjes

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

36. Welke functie van bedrijfskleding hoort niet in het rijtje thuis?
A
Herkenningsfunctie
B
Hygiënische functie
C
Concurrerende functie
D
Veiligheidsfunctie

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Het dragen van bedrijfskleding in de keuken heeft als functie
A
Dat iedereen er hetzelfde uitziet
B
Het staat leuk
C
Veiligheid, hygiëne, uitstraling en herkenning
D
horecakleding promoten

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het grootste voordeel van het dragen van bedrijfskleding?
A
Voorkomen dat kleding niet representatief is
B
Voorkomen van verschillen
C
Grote herkenbaarheid voor bezoekers

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

hygiene 
bacterien 
schimmel 
schoon en netjes
witte of groene draadjes 
kleine beestjes die het eten bederven

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Wat is kruisbesmetting?
A
Besmetting van het ene product op het andere
B
Een vieze snijplank
C
Een vies mes
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Kruisbesmetting ontstaat als je:
A
De juiste snijplanken gebruikt.
B
De handen wast.
C
Groente snijdt op een plank waar rauwe kip op heeft gelegen.
D
Schone bedrijfskleding aan hebt.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

38. Vul het ontbrekende woord in.

.....................ontstaat wanneer je voedsel eet wat besmet is met bacteriën die giftige stoffen hebben uitgescheiden.

A
Voedselbederf
B
Voedselinfectie
C
Voedselvergiftiging

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Voedselbederf wordt veroorzaakt door………….
A
De hoeveelheid conserveringsmiddelen
B
De hoeveelheid E-nummers
C
De hoeveelheid micro-organismen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Veiligheidsvoorraad die je aanhoud om in je vraag te kunnen voorzien
De voorraad die je op dit moment in je voorraadkast hebt
Technische voorraad + voorinkopen - voorverkopen
De minimale voorraad die je moet hebben om geen nee te hoeven verkopen
Ijzeren voorraad
Economische voorraad
Speculatieve
voorraad
Technische
voorraad

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

De technische voorraad is...
A
De voorraad die in het magazijn aanwezig is
B
De voorraad die in het computersysteem staat

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat krijg je van de leverancier bij je bestelling geleverd?
A
Voorraadlijst
B
Bestellijst
C
Leveringsbon
D
Pakbon

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een risico van teveel bestellen?
A
Dat je nee verkoopt aan een klant.
B
Dat de producent het niet kan leveren.
C
Het kost meer ruimte voor opslag.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Jaralt bestelt 8 dozen alcoholvrij bier, met een inhoud van 24 flessen bier per doos. Wat is de besteleenheid van dit product?
A
1
B
8
C
24

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

9. Wat zijn colli?
A
(om)verpakkingen
B
besteleenheid
C
aantal artikelen in 1 verpakking
D
bijvoorbeeld rolcontainer

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Jasper bestelt 10 dozen wijn met een inhoud van 15 flessen wijn per doos. Wat is de besteleenheid van dit product?
A
1
B
15
C
10
D
Alle antwoorden zijn fout

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Factuur
Pakbon
Controlelijst grondstoffen

betaalcondities

registratie afwijkingen

Omschrijving bewaarcondities, bij binnenkomst

prijs product

registratie temperatuur controle

juiste hoeveelheden bij binnenkomst

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Wat is reclameren :
A
Reclame maken
B
Klagen bij een leidinggevende
C
De leverancier informeren over leverproblemen zoals beschadigingen
D
Als iets nog niet geleverd is maar wel bestelt

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent nee-verkoop?
A
Producten opnieuw bestellen
B
Producten niet op voorraad hebben
C
Producten weigeren te verkopen

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van minimum voorraad in de horeca?
A
Nee verkopen in de horeca kan.
B
Geen voorraad in het bedrijf.
C
Minder van een product mag niet in de voorraad staan.
D
Er kan altijd overbodig producten in de voorraad staan.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ‘backorder’?
A
een afroeporder
B
een naleveringsorder
C
een spoedorder

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Emballage is
A
Een ander woord voor verpakkingsmateriaal met waarde
B
Een ander woord voor teveel geleverde artikelen
C
Een ander woord voor betaling bij ontvangst van een levering
D
Een ander woord voor bijzonder (of zwaar) transport

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

houdbare producten
bederfelijke producten
bloem, suiker, koffie
groenten, vlees, vis
opslaan in koelkast
opslaan in magazijn
Fifo
THT-datum
TGT-datum
bewaarvoorschrift

Slide 32 - Drag question

Na THT kan product achteruit zijn gegaan, maar nog wel eetbaar. Na TGT weggooien

bewaarvoorschrift: bijv. koel bewaren

T.H.T.

(sleep de producten met een THT datum naar dit vak)

T.G.T.

(sleep de producten met een THT datum naar dit vak)

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions