Eindquiz

Opvoeden in een gezin is anders dan opvoeden in een kinderopvanginstelling. Welk verschil hoort hier niet thuis
A
Het aantal uur dat kinderen mogen spelen
B
De organisatie/omgeving waarin de opvoeding plaatsvindt
C
De groepsgrootte
D
De mate van emotionele band
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
participatieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Opvoeden in een gezin is anders dan opvoeden in een kinderopvanginstelling. Welk verschil hoort hier niet thuis
A
Het aantal uur dat kinderen mogen spelen
B
De organisatie/omgeving waarin de opvoeding plaatsvindt
C
De groepsgrootte
D
De mate van emotionele band

Slide 1 - Quiz

Onder het begrip "partnerschap" wordt een relatie tussen PW-ers en ouders verstaan waarin...:
A
de wensen van de ouders voorop staan en de PW-ers en instelling zich aanpassen aan de ouders als partner
B
waarin de instelling en PW-ers serieus rekening houden met de ouderwensen op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds vertrouwen
C
waarin de wensen van de instelling voorop staan en de ouders hiermee akkoord gaan tijdens het instakegesprek en zo "partner" worden
D
waarin de wensen van de PW-ers voorop staan en de instelling en de ouders zich hieraan aanpassen

Slide 2 - Quiz

De beste definitie van sensitief-responsief is:
A
snel en goed reageren op geluid (bijvoorbeeld een huilend kind)
B
de gevoelens van een ander goed aan kunnen voelen
C
doelgericht in een gesprek reageren op ontevreden clienten
D
de signalen van de ander in het gesprek opvangen en er goed op reageren

Slide 3 - Quiz

Je wilt wederzijdes vertrouwen tussen jou (PW-er) en een ouder vergroten. Wat moet je dan WEL doen?
A
Je oordeel geven over het kind in "jij-taal"
B
Op een indirecte manier de ouder vertellen dat ze anders met het kind moeten omgaan
C
Druk uitoefenen naar de ouder voor een andere aanpak, want jij weet wat goed is voor zijn kind
D
Je mening over een andere aanpak als voorlopige suggestie naar voren brengen naar de ouder, want je kunt het ook verkeerd hebben

Slide 4 - Quiz

I. Ook als je niets zegt tegen een ouder communiceer je
II. Het is goed om soms in een oudergesprek te zeggen waarom wederzijds vertrouwen belangrijk is.
A
bewering I is juist
B
bewering II is juist
C
Beide beweringen zijn juist
D
Beide beweringen zijn onjuist

Slide 5 - Quiz

Een 10-minutengesprek is meestal een
A
open gesprek
B
half-open gesprek
C
gesloten gesprek
D
cirkelgesprek

Slide 6 - Quiz

Een klant die voorkruipt in een rij zegt op boze toon tegen de bakker: "ik wil nu onmiddelijk 2 volkorenbroden van je hebben?" Wat is het inhoudsniveau van deze zin?
A
de boze toon
B
de 2 volkorenbroden die de klant nodig heeft
C
onbeleefd zijn tegen de bakker
D
A en C zijn allebei inhoudsniveau

Slide 7 - Quiz

Ireeele verwachtingen, die bijvoorbeeld ouders van de kinderopvang kunnen hebben, zijn:
A
verwachtingen over wat jullie doen in je dagprogramma
B
een ander woord voor "wederzijdse verwachtingen" tussen ouders en PW-ers
C
verwachtingen die je nooit waar kunt maken en die niet kloppen met de werkelijkheid
D
alle gedragingen die je van het kind kunt verwachten in die levensfase

Slide 8 - Quiz

Wanneer je telefonisch aan een ouder moet vertellen dat zijn kind hard gevallen is bij de kinderopvang:
A
zeg je dit vrij snel en geef je erna ruimte aan de ouder voor vragen/opmerkingen
B
zeg je dit als je merkt dat er in het gesprek een ontspannen sfeer is
C
vertel je eerst dat het veel slechter had kunnen aflopen en daarna wat er gebeurd is
D
begin je eerst met uitgebreid je excuses aan te bieden en daarna vertel je wat er gebeurd is

Slide 9 - Quiz

Bij een vermoeden van kindermishabdeling bij het kind thuis
A
vraag je niet aan het kind; die schaamt zich al genoeg
B
bespreek je dit voorlopig niet met je leidinggevende en collega's, omdat je je ook kunt vergissen
C
meld je je vermoeden direct bij Veilig Thuis
D
Bespreek je het eerst met de ouders en als ze niet meewerken kaart je het aan bij Veilig Thuis

Slide 10 - Quiz